Van vranke(n) vande(n) hove/ It(em) na dat opten dach van heden voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) van loeve(n)/ inde banc ald(aer) in recht comen zijn claes de smet dieme(n) heet vande(n)/ panhuyse in deen side en(de) vranc vand(en) hove die met scepen(en) brieve(n)/ van loeve(n) geleydt en(de) gegoedt is inde goede en(de) heerlicheyt vander/ sluyse(n) in dande(re) daer de vors(creven) vranc ind(en) recht op dede dat/ de vors(creven) claes buten d(er) mole(n) vand(er) sluysen die een ba(n)ne moele(n)/ es gemalen heeft dair aen hij den selve(n) vranken aen sijnre heerlicheit/ en(de) goeden vand(er) sluysen ze(re) en(de) grootlic te cort gedaen hadde en(de) versocht/ dair om de selve vranck datme(n) den voirs(creven) claese in dien hadde dat hij/ hem dat richte en(de) datme(n) hem d(aer) aff houden woude in sijnre goedinge(n)/ ende beleyde voirscr(even) Op dwelck de voirs(creven) claes een aensprake dede ende/ hem ontkendde dat de voirs(creven) moelen een ba(n)nemoelen wae(re) meyne(n)de dat/ hij hem d(aer) aff sculdich wae(re) bewijs te doen dat een ba(n)nemole(n) wae(re) met/ meer woirde(n) die de voirs(creven) claes dair toe dede seggen Dair op de voirscr(even)/ vranck seyde dat de voirs(creven) moele(n) een ba(n)nemoele(n) wae(re) en(de) dat de voirs(creven) claes/ des alleen bij hem selve(n) niet mechtich en wae(re) te verantw(er)de(n) Oec hadde/ de voirs(creven) claes als scepen vand(er) sluyse(n) met de(n) ande(re)n scepen(en) voirmaels bijder/ stat van loven(en) geweest om eens pyngoels wille dat de molne(re) vand(er)
//
voirs(creven) molen hadde dair op die tijt de voirs(creven) claes noch die ande(re) scepen(en) ende/ goede liede vand(er) sluyse(n) den voirs(creven) vranke(n) niet en ontkendde(n) dat de voirs(creven) moele(n)/ een ba(n)nemole(n) was gelijc dat begrepe(n) es in eenre t(er)minacien bijd(er) stat van/ loeven(en) anderwilen hier aff get(er)mineert die alhier inde(n) rechte gelesen/ wairt (et)c(etera) Soe maende hier op de meyer de scepen(en) van loeven(en) die wijsd(en)/ voir een vo(n)nisse dat sij bleven bij alsulk(er) t(er)minacien alse de stat van loeven(en)/ d(aer) af get(er)mineert hadde cor(am) lomb(ar)t borch(oven) abs(oloens) boys voshem januarii xxvii/