SAL7730, Akte: R°205.1-V°205.1 (191 van 428)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°205.1-V°205.1  
Act
Datum: 1436-12-07

Transcriptie

2018-11-28 door Yves Sergeant
Van ja(m)mart daire/
Want geschille en(de) twidracht opverstaen zijn tusschen ja(m)mart daire die/
ov(er)mids vonnisse van scepen(en) brieve(n) van loeven comen en(de) beleidt es tot den/
goeden beruerlic en(de) onberuerlic jans wilen van bossuyt sone h(ere)n jans wilen/
van bossuyt ridders in deen side en(de) alrefonse die docht(er) heeft des selfs/
wilen jans van bossuyt in dande(re) van alsulken scepen(en) brieve(n) van loeven/
daer mede de voirs(creven) ja(m)mart come(n) es tot den goeden des vors(creven) wile(n) jans/
van bossuyt die de voirs(creven) alrefonse ov(er) en(de) in sinen handen begherde/
te hebbe(n) met notablen reden(en) die daer toe voe(r) den rade vander stat dede/
seggen en(de) de voirs(creven) ja(m)mart daire hem daer op v(er)antwerdende ten slote/
seyde dat hi hoepte en(de) meyndde dat hi de voirs(creven) sine brieve nu(m)m(er)meer/
ov(er)geven en soude noch die uut sinen handen setten hi en soude tyerst/
gelost onthaven gequijt en(de) tot ewighen daghen vesticheyt hebben vry/
en(de) los te hebben vanden punte(n) en(de) articule(n) hier na bescreve(n) gelijc de/
selve ja(m)mart die in eenre cedulen ov(er)gaff met vele redene(n) die de selve/
ja(m)mart daer toe seyde en(de) cleedde Welc cedule aldus begreep/
Hier na volge(n) de punte(n) en(de) porcheele(n) daer af dat ja(m)mart daire onthave(n)/
en(de) gelost meyndt te wesen eer hi alsulke(n) beleydt als hi heeft op te goede/
jans wile(n) van bossuyt ov(er)geve(n) en(de) uut sine(n) hande(n) stellen sal Inde(n) yerste(n)/
want op de goede va(n) bossuyt v(er)cocht sijn jorijse van sente pet(er)s xl swaer/
crone(n) erflic te quijten met viii[c] gelike(n) crone(n) Ite(m) opte selve goede aen janne van/
ophem v(er)cocht xxxv mudde(n) rogs erflic Te quijte(n) met ix[c] crone(n) lx pl(a)c(ken) voe(r)/
de crone gerekent gelijc de brieve d(aer) af inhebbe(n) It(em) opte selve goede m(ar)grete(n)/
gulteal en(de) haerre bast(ar)t docht(er) die si hadde va(n) janne wile(n) van bossuyt bewijst/
xii mudde(n) corens ten live vande(n) lesten levende va(n) hen beyde(n) It(em) noch de goede/
van oedenbrugghe(n) v(er)cocht ind(er) mate(n) als jan wile(n) van bossuyt dat begheerde/
om sijn schout te betale(n) Van welken goeden en(de) renten de vors(creven) ja(m)mart/
genoech doen en(de) warantscap geloeft heeft des hi hem gedreeght tot den/
brieve(n) die dair af gemaect sijn Voert want jan wilen van bossuyt/
besette en(de) liete den armen van bossuyt ii mudde corens erfspachts It(em) wille(m)me/
van kessele iiii mudde rogs lijfpensien It(em) waeflaerde de(n) jeghe(re) des vors(creven)/
wilen jans een mudde rogs lijfpensien Ite(m) de(n) armen van doerne en(de) van/
bevekeem xl clinkarde So heeft geloeft de vors(creven) ja(m)mart de vors(creven)/
porcheele(n) te bewijsen en(de) te betale(n) tot seke(re)n daghe(n) d(air) toe genoemt
//
Voert is wae(r) dat de vors(creven) wile(n) jan van bossuyt v(er)cochte bynne(n) sine(n) levende(n) live/
seke(r) lijfpensien die hier na volgen daer voe(r) dat de vors(creven) ja(m)mart borghe is Inden/
yersten janne gielijs xii mudde corens lijfpe(n)sie(n) [en(de) rente(n)] te quite(n) met c en(de) xx crone(n) It(em) gerarts/
pelsmak(er)s kijnde(re) v mudde tarwe(n) en(de) v mudde(n) rogs erflic te quite(n) met ii[c] sw(aer) cronen/
It(em) der vrouwe(n) boens v mudde rogs lijfpe(n)s(ie) te quijte(n) met l cron(en) It(em) huge(n) pet(er)sels iiii/
mudde te quite(n) met xl crone(n) It(em) bartelmeeus de(n) hont ii(½) mudde rogs te quijte(n) met/
xxv crone(n) Ite(m) heeft noch de voirs(creven) ja(m)mart late(n) afquite(n) een l(i)b(ra) gr(ijpen) aende(n) jonck(er) van/
nassouw dair af hi in sine rekeni(n)ghe bewijssenisse doet It(em) heeft de vors(creven) ja(m)mart/
geleent om des vors(creven) jans va(n) bossuyt schout mede te betale(n) na zijn doet ii[c] grijpe(n)/
Voert was jan wilen van bossuyt sculdech m(ijn) vrouwe(n) van bigarde(n) ten tide als hij/
starf seke(re) so(m)me(n) van geleende(n) ghelde d(air) af datme(n) te hae(r) w(er)t in gebreke is vand(er)/
so(m)men van xxxii will(el)mus schilde(n) ii noblen en(de) lxv gul(den) crone(n) die de vors(creven) ja(m)mart/
geloeft heeft te betale(n) Ite(m) heeft de vors(creven) ja(m)mart noch genome(n) inde(n) name vande(n) kijnde/
van bossuyt tgoet vand(er) kyesen xii jae(r) lanc iiii c gul(den) peters elcs jaers d(air) af/
ja(m)mart geloeft heeft twintich mudde rogs tonderpande te setten Oec/
es waer dat jan van nethenen voertijts voir tselve goet tonderpande/
gesett heeft twintich mudde corens daer af de vors(creven) ja(m)mart hem/
geloeft heeft te doen quijtschelden/
En(de) om des wille dat de vors(creven) jammart inde swaer laste en(de) schoude/
gelijc voirscreven is steect en(de) niet onthaven en es en(de) hij al bereet/
es goede wittighe rekeninghe te doen So hoept hij dat hij voer al/
vanden voirs(creven) lasten onthaven sal zijn en(de) vander momborien gelost ende/
quijtgeschouden Also dat hi d(air) af in tiden toecomende niet gelast en/
worde noch sijn erfgenamen [It(em)] oec hi sijn beleydt uut sijnen hande(n)/
ov(er)gheven sal
Nagekeken doorWalter Winnelinckx , kristiaan magnus
Moderatorkristiaan magnus
Laatste update:: 2016-02-03 door xavier delacourt