It(em) andries vand(er) vacqueryen die men heet drues secretar(is) des h(er)toge(n)/ van bourg(oign)[en] en(de) van braba(n)t in jegenwordigh(ei)[t] d(er) scepen(en) va(n) loeve(n) gestaen heeft/ gekendt en(de) gelijdt openbairlic als [dat] hi als man en(de) mombour joffr(ouwe) machtelde(n)/ van schoenvorst sijns wijfs ontfange(n) en(de) gehave(n) heeft van h(ere)n conrade/ va(n) scoe(n)vorst he(re) tot elsloo (et)c(etera) brued(er) d(er) vors(creven) joffr(ouwe) macht(elden) twee hondert/ ov(er)lensche rijnssche gul(den) die d(er) vors(creven) joffr(ouwe) machtelde(n) gevalle(n) en(de) v(er)schene(n) zijn/ op te goede va(n) elslo des vors(creven) h(ere)n conraeds tot ons(er) vrouwe(n) licht misse/ naist voerlede(n) va(n) welke(n) t(er)mijn en(de) van alle(n) ande(re)n t(er)mijne(n) vorleden de vors(creven)/ andries de(n) vors(creven) h(ere)n coenr(ade) en(de) sijn goede va(n) elsoo volcomelic quijtgeschouden/ heeft abs(oloens) vynck ap(ri)lis iii