Cond zij allen lieden dat jannes van meerbeke proefst des godshuys van cortenb(er)ghe / als volcomelic gemechticht van des selfs godsh(uys) weghen es comen in teg(enwoirdicheit) der / scepen(en) van loeven(en) en(de) heeft gegeve(n) en(de) bekent dat hij gegeve(n) heeft inden name / en(de) van weghen des voirs(creven) godshuys aerde vanden broeke geheten mussche wonen(de) / te mech[e]len janne vand(er) hoeght henricke vand(er) hoeght sijnen sone p(ri)us ema(ncipa)[to] vrancke(n) / van loenst henricke vanden oudenhoven en(de) henricke vand(er) hoeght denijs soen was? / van campenhout de grote thiende van campenhout den voirs(creven) godshuyse toebehoren(de) / met allen hoe(re)n rechten en(de) toebehoirte(n) en(de) met d(er) off(er)anden ald(aer) den voirs(creven) godsh(uyse) / toebehoren(de) uutgenomen de vlasthiende daer in en selen de voirs(creven) thiendeners egheen / recht hebben Te houden te hebben en(de) te besitten van s(in)[t] jansmisse bap(tis)[te(n)] dat wese(n) / sal int jaer ons he(re)n dusent vierhond(er)t en(de) xliiii eenen t(er)mijn van twelf jae(re)n / langc deen nae dand(er) sond(er) myddel daer nae staphans volgen(de) Elcx jaers / dae(re)n bynne(n) om hond(er)t en(de) sesthien gulden rijd(er)s d(er) mu(n)ten h(er)toghe philips / van burg(oign)[en] en(de) van brabant goet en(de) gheve oft de werde daer af in ande(re)n / goeden gelde hond(er)t mandelen stroes goet en(de) cusbaer en(de) veertich ganse goet / en(de) loflic den vierendeel vanden voirs(creven) gelde met den geheelen gansen daer / af te bamesse dand(er) vierendeel daer af te kersmisse Tderde vierendeel daer af / met den hond(er)t mandelen stroes te halfm(er)te en(de) tvierde vierendeel te s(in)[t] jans / misse bap(tis)[te(n)] te betalen en(de) tvoirs(creven) stroe en(de) ganse int voirs(creven) godshuys te leve(re)n / m(ijn) vrouwen d(er) abdissen vanden voirs(creven) godsh(uyse) den voirs(creven) jannese van meerbeke / aerde arts henr(icke) van blidenb(er)ghe oft den enen van hen breng(er) des briefs / jaerlix den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde en(de) telken t(er)mijne alse vervolghde schout / It(em) selen de voirs(creven) thiendene(re)n de voirs(creven) vlasthiende op horen cost jaerlix den / voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde moeten opboe(re)n en(de) innemen en(de) die voirt den voirs(creven) / godsh(uyse) ald(aer) bynne(n) den selven godsh(uyse) ov(er)leve(re)n It(em) selen de voirs(creven) thiendene(re)n / den voirs(creven) godsh(uyse) jaerlix den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde doen acht carweiden / met enen waghen met tween knechten en(de) vier p(er)den soe wanneer dat / der abdissen vanden voirs(creven) godsh(uyse) oft hoe(re)n proefst best gelieven sal It(em) / es voirw(er)de dat die voirs(creven) thiendene(re)n bynne(n) hoe(re)n voirs(creven) jaerscae(re)n die voirs(creven) / thiende nyeman(ne) and(er)s en sullen moegen voirt uutgeven noch daer af / aen laten deylen noch verhue(re)n sond(er) consent mijnd(er) vrouwen voirs(creven) oft / des proefst voirg(enoemd) It(em) es vorw(er)de waert also dat die voirs(creven) thien / dene(re)n bynne(n) den voirs(creven) t(er)mijne e(n)nighe scade hadde oft leden van tem / peeste oft gemeynen oerloghe datmen hen daer af rastoir doen sal / en(de) versien also men van geliken boven en(de) beneden doen sal Voirtaen / es vorw(er)de en(de) ond(er)sproken dat die voirs(creven) aert vanden broecke inde(n) / voirs(creven) geluften en(de) voirw(er)den met den ene(n) vie(re)ndeele te voldoen ende / te betalene en(de) die voirs(creven) jan van hoeght en(de) henric sijn soen vranck / vand(er) loenst henr(ic) van oudenhoven en(de) henr(ic) vand(er) hoeght tsamen / en(de) elc voir al met den ande(re)n drien vierendeel vanden voirs(creven) vorw(er)den / en(de) geloeften te betalen en(de) voldoen sond(er) voird(er) gelast oft gehouden / te woirden gestaen selen It(em) want die voirs(creven) aert vanden broeke / den voirs(creven) godsh(uyse) in hoire(n) orbe(re) en(de) in gereeden gelde geleent heeft
//
vijfen(de)twintich gulden(en) rijd(er)s d(er) mu(n)ten h(er)toghe ph(i)l(ip)s van bourg(oign)[en] en(de) van brabant / goet en(de) gheve oft de werde daer af Soe es bevorw(er)t en(de) ond(er)sproken dat die / voirs(creven) vijfen(de)twintich rijd(er)s den voirs(creven) aerde vanden broeke aen sijn voirs(creven) / vierendeel afslach doen selen bynne(n) den yersten jae(re) vanden voirs(creven) t(er)mijne En(de) / alle dese voirw(er)den en(de) condicien boven bescreven (et)c(etera) rijke vynckenb(osch) maii / penult(ima) /