It(em) wou gheert vanden wolputte die nae den rechte der stad van loeven(en)/ beleydt es totten goeden have en(de) erve in teg(ewoirdicheiden) etc(etera) hee willems van vorst/ in teg(ewoirdicheiden) etc(etera) heeft quijtgeschouden mids machte van sijne(n) voirs(creven) beleyde/ woute(re)n en(de) henricken raspe gebruede(re)n van allen alsulken lijfrente(n) in corne/ of and(er)s die zij den voirs(creven) willem(me) voirtijden tot sijnen live bekent ende/ verborcht hebben moegen voe(r) scepen(en) van loeven(en) bekennen(de) hem daeraf beide/[vanden principalen en(de) vand(en) pachte] volcomelic voldaen sijnde hier inne uutgesceiden eene(n) scepen(en) brief van/ loeven(en) spreken(de) van vijf mudden rogs lijfpensien ten live des voirs(creven)/ willems die sij hem voe(r) scepen(en) van loeven(en) verborcht hebben en(de) es vand(er)/ daten vanden xxii[te(n)] daighe van octobri lestleden cor(am) witte lynthre/ vynckenb(osch) no(vembris) xxviii/