It(em) gheert snyders woenen(de) sente gertruden landenen heeft geloeft dat hij goerden/ ghielijs henricke ghielijs sijnen sone ende henricke van beetse alle van raetshoven/ huer lijf en(de) goede scadeloes houden ende co(m)merloes ontheffen sal van alsulker halv(er)/ thienden van landen(en) toebehoren(de) des h(ere)n van sente lambrechts te luydick als de/ voirs(creven) goert en(de) henrick ghielijs sijn soene and(er)wijlen tegen den voirs(creven) h(ere)n van sente/ lambrechts voe(r) scepen(en) van loeven(en) in pechtingen genomen hebben d(aer)af de/ getonste nae tenure vanden scepen(en) brieven op de voirs(creven) scepen(en) brieve [pechtingen] gemaect/ noch duren sal van sent jans misse lestleden ov(er) seven jaer En(de) dat hij/ de selve pechtinge ende alle vorw(er)den en(de) geluften inden voirs(creven) scepen(en) brieve/ van loeven(en) vand(er) pechtingen begrepen den voirs(creven) h(ere)n also in tijts betalen/ ende voldoen sal dat de voirs(creven) ghoert en(de) sijn soene en(de) hoe(r) he goede d(aer)af/ ongepraemt bliven sullen en(de) scadeloes onthaven werdden cap(elle)[ma(n)] vynck/ febr(uarii) iiii[ta]