Cond zij alle(n) lieden dat jouff(rouwe) lijsbeth vand(er) heiden weduwe henrix wile(n)/ de rademake(re) es comen (et)c(etera) ende heeft wed(er)roepen alle(n) alsulken p(ro)curatie(n)/ en(de) mechtich(eiden) als zij voe(r) scepen(en) van loeven(e) voe(r) den dach datu(m) des(er) l(ette)ren/ gemaect en(de) verleent mach hebben wadt p(er)sone(n) dat es van hoe(r)en goeden/ en(de) renten te rege(re)n inne te heffen en(de) tontfange(n) ende heeft voirts/ mechtich gemaect en(de) volcome(n) macht gegeve(n) oic tot hoe(r)en wed(er)copen/ diericken van steenssele wonen(de) te herssele alle alsulke erflike/ chijse ende renten als de voirs(creven) jouff(rouwe) lijsbeth heeft inde p(ro)chie van/ h(er)ssele en(de) d(aer)omtrent en(de) hoe(r) verstorven en(de) aencomen zijn van wege(n)/ des voirs(creven) wilen henrix haers mans en(de) wijlen alijten hoe(re)r moed(er)/ hoedanich die zijn en(de) aen wadt goede en(de) ond(er)pande die besett en(de) v(er)pandt/ moegen wesen te mane(n) te eysschen(e) optebue(re)n en(de) tontfange(n) de sculde(re)n/ van des hij d(aer) af ontseet quijt te scelden de selve chijze en(de) renten met/ rechte te vervolgen en(de) alle tghene d(aer) inne te doen en(de) te vorde(re)n dat de/ voirs(creven) jouff(rouwe) lijsbeth selve doen soude of doen mochte of zij tegenwoirdich/ wa(r)e Geloven(de) de selve jouff(rouwe) lijsbeth vast en(de) gestentich te houden/ tot euwige(n) dagen zo wes den voirs(creven) dyerick(en) d(aer) inne gedae(n) en(de) gevord(er)t sal/ worden sond(er) argelist wynge willem(air) ap(ri)lis xxii