It(em) henrick vanden poele wonen(de) te loevenjoul en(de) gielijs joerdens wonen(de)/ in de p(ro)chie van bierbeke hebben ongesund(er)t geloeft gielijse vand(er) bruggen/ geheten metten gelde vi(½)[m] mutsarts ond(er) eycken en(de) bercken goet en(de) cusbair/ rijs alsulx als de beckers en(de) bried(er)s te loeven(e) gemeynlic torbe(re)n en(de) te sliten/ plegen en(de) desgelix xxv [wissen] eyckens en(de) berckens houts d(er) maten van loeven(e)/ te betalen Te weten alle weken nu naest deen na dand(er) vervolgende/ twee gemeyn voede(r) vanden voirs(creven) ryse tot dat de voirs(creven) so(m)me vanden/ voirs(creven) rijse geheellic en(de) al betaelt zal zijn en(de) de voirs(creven) xxv wissen/ houts tusschen dit en(de) s(in)tjans dach babtisten naestcomen(de) te betalen en(de)/ al ten huyse des voirs(creven) gielijs te loeven(e) te leve(re)n q(u)[o]l(ibet) ass(ecutu)[m] d(omino) py(n)noc/ hortbeke oct(obris) x