Item de voirs(creven) wout(er) vand(er) voert heeft geloeft dat hij den voirs(creven) meest(er) / janne en(de) henrike wout(er)s en(de) janne ardeve(n)nes tot hoird(er) manssen [in] zijn / tocht die hij heeft aen alle de gelegenth(eit) omberuerlike goede die hem / comen sijn van wegen lijsbetten [wilen] vanden dijke zijns ierste wijf goeden / en(de) vestighen sal voe(r) de he(re)n en(de) hove dair dat behoirt op lx mottoe(ne)
//
inder weerden voirscr(even) lijftochten tot des voirs(creven) wout(er)s live die / hij d(aer)aen behouden sal te s(en)te m(er)tensmisse jairlix vallen(de) en(de) te / kersmisse d(aer)na te betalen en(de) hebben wed(er)om geloeft de voirs(creven) / gebruede(re) en(de) jan de selve goedinghe te ontfaen alst den voirs(creven) / woute(re)n gelieft Voert so heeft de voirs(creven) wout(er) openbairlijc / verleden dat de lx mottoene he(m) h(ier) boven voe(r) scepen(en) van loeven(en) / geloeft hem geloeft zijn in he vestich(eit) der voirs(creven) lx mottoene die / hij opte voirs(creven) goede behouden sal en(de) dat de voirs(creven) gebruede(re) en(de) / jan aen he [hem] vanden voirs(creven) renten gestaen selen met eens lx / mottone(n) te betalen tsjaers Voirtmeer hebben de voirs(creven) / gebruede(re) en(de) jan geloeft de voirs(creven) goede te houden in alsulken / state als dat vande(n) erfgename(n) der voirs(creven) wilen lijsbetten oft / van yeman(ne) anders tsijs of renten d(aer)op hebbende de voirs(creven) / wout(er) schade noch last en sal behebben Bij dien dat de selve / goede niet gehouden en werden also de voirs(creven) wout(er) die / sculdich wae(re) te heffen [houden of] oft hij zijn tocht niet ov(er)gegeven / en hadde En(de) is tusschen de voirs(creven) p(ar)tien Voert bevorw(er)t dat / de voirs(creven) wout(er) ind(er) guedinghen vand(er) voirs(creven) tocht ongehoude(n) / zijn sal de goede op e(n)nigen tsijs of co(m)mer te warande(re)n en(de) / als vand(er) geluften van genoech doen vand(er) guedi(n)g(en) hebbe(n) / sij hen gekeert totten goeden ma(n)nen die ov(er) de vorw(er)den wae(re)n / om d(aer)af te geschien nadat de selve goede ma(n)nen clee(re)n en(de) / dragen zelen d(aer)af besproken te wesen en(de) [alle] punte(n) voirs(creven) / sond(er) argelist lynthre dormale maii xii /