It(em) also als gielijs de rijke zone etc(etera) bekent heeft opten dagh dat(um) / deser l(ette)ren voe(r) scepen(en) van loeven(en) sculdigh te wesen henricke vand(er) / calst(ere)n en(de) jouff(rouwe) anne(n) zijnre huysvrouwen zuster des voirs(creven) giel(ijs) / xxvi gulden rid(er)s jairliker en(de) erfliker renten alle jare opten / xi[te(n)] dagh van septembri te betalen welcke erfrente hij den selve(n)
//
It(em) also gehuysschen geloeft heeft te verond(er)panden en(de) te bewijsen bynnen / xii jaren nu naestcomen(de) met condicien dat hij [die] magh lossen alst hem gelieft / elken pe(n)ning met xviii en(de) met vollen renten gelijc de scepen(en) brieve die / d(aer)af gemaect zijn volcomeliker uutwijsen Ende de voirs(creven) henrick naden rechte / der stad van loeven(en) beleidt is tot allen den goeden des voirs(creven) gielijs So eest / dat de selve gielijs in teg(enwoirdicheit) der scepen(en) van loeven ov(er)gegeven en(de) ge(con)senteert / heeft dat de voirs(creven) henrick zijn zwager die tvoirs(ceven) beleidt ond(er) heeft tselve / sal behouden tot dat de voirs(creven) erfrente bewijst oft afgequeten es na inhoudt / vanden voirs(creven) brieve(n) en(de) dae(re)n teynden tselve beleid weder den voirs(creven) gielise / ov(er)geven en(de) dat de selve henrick hem dairmede sal moegen behulpen om te / hebben jairlix betalinge vanden voirs(creven) renten en(de) oic bewijsenissen vand(er) selv(er) / den voirs(creven) termijn van xii jae(re)n leden zijnde gevielt oic dat de voirs(creven) he(n)rick / hem mette(n) voirs(creven) renten behulpen woude en(de) die het wae(re) al oft in deel / yeman(ne) vercopen bynne(n) den voirs(creven) xii jaren so heeft de voirs(creven) gielijs ov(er)gegeve(n) / en(de) gewillecoirt den voirs(creven) henrick(en) zijnen zwag(er) dat hij de selve vercochte / rente sal moegen metten voirs(creven) beleide den cope(r) goeden ende besetten opden / voirs(creven) gielijs goede d(aer)op die inden voirs(creven) scepen(en) brieven geloeft zijn te / bewijsen Bij also dat de selve gielijs en(de) zijn goede ongehouden zijn zullen / vanden pontpe(n)ningen en(de) and(ere)n rechten die den he(re)n vanden gronde mids / den selve(n) cope of guedi(n)gen verschijnen sullen ende dat de voirs(creven) gielijs / ende zijn nacomeling(en) de selve besettte renten selen moegen altoes / quiten den pe(n)ning met xviii en(de) met vollen rente Ende dat oic de / selve renten die henrick [voirs(creven)] also v(er)copen en(de) besetten mach sal den voirs(creven) / gielijse aende voirs(creven) xxvi riders erflic afcortinge doen selen voirts zo / is vorwerde dat de voirs(creven) henrick mette(n) voirs(creven) beleide niet voird(er) werken / en sal moegen dan hij na inhoudt van desen ov(er)gevene en(de) vorwerden / doen mach ende vandes hij anders buyten dien dair mede doen oft vorde(re)n / soude moegen dairaf heeft hij tselve zijn beleid volcomelic quijtgescoude(n) / desgelijx heeft lodewijck de rijke die naden rechte der stad van loeven(en) [beleidt] /[es] totten goeden des voirs(creven) wilen gielijs de rijke tselve beleid quitgescoude(n) / also verre dat den voirs(creven) henricken vander calste(re)n aende voirs(creven) xxvi rid(er)s / erflic ende den vorwerden ende punten voirscr(even) e(n)nichssins hynderlic / mocht wesen ende niet voirder eisd(em) /