It(em) jan vanden berghe woenende te sent aeghten rode es comen in teg(ewoirdicheit) der scepen(en) / van loeven(en) en(de) heeft arnde vanden b(er)ghe zijnen zoon te voren uut der self/ jans zijns vad(er)s brode gedaen gegeven ende bekent dat hij hem gegeve(n) / hadde in huwelik(er) vorwerden met beatricen dyllen zijnen toecomen(de) wive / ii mudde rogs d(er) maten van loeven erflix pachts te sent andriesmisse ap(oste)ls / te betalen erflic welken erfpacht de voirs(creven) jan geloeft heeft den voirs(creven) / arnde zijne(n) zoon tot zijnre manissen te bewijsen en(de) te vestigen aen / zeke(re) goede te sent aechten rode geleg(en) weert zijnde boven allen last d(air) / voe(r) uutgaende iii mudden rox d(er) maten voirs(creven) erflijx pachts en(de) d(air)toe / also vele te doen dat den selve(n) arnde en(de) zijne(n) nacomeling(en) vast en(de) / genoegh zijn moege Met alsulker condicien dat de voirs(creven) arnd na de / doot van zijne(n) vad(er) en(de) moed(er) de voirs(creven) ii mudde rox erflicx sal moge(n) / inbringen op dat hem gelieft en(de) dan deilen in alle de goede die nad(en) / selven [sijnen] vader en(de) moed(er) bliven selen gelijc hem dlant recht geve(n) sal d(air) [hij nae den landrechte sculdich sal es dair] / inne te deylen sond(er) argelist Ende voe(r) de bewijsenisse voirs(creven) zo / sijn borgen des voirs(creven) jans als p(ri)ncipal sculde(re)n ongesund(er)t henrick / vanden veeken(e) en(de) jan maes woenen(de) te loeven de welke de voirs(creven) / jan geloeft heeft d(air)af scadeloes te houden en(de) tontheffen eisd(em) /