Van (christ)inen smu(n)t(er)s en(de) lambrechte vanden dale/ It(em) vanden gedinge dat geweest es voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) van loeven(en)/ tusschen h(er) henricken van ov(er)wynge priest(er) als geleidt [na den rechte d(er) stad va(n) loeve(n)] totten goeden/ henricks wilen de brieve(r) des ouden in deen zijde en(de) lambrechte/ vanden dale als jong(er) geleidt totten goeden philips pet(er)s ende/ henricks brieve(r) geheten smu(n)ters gebruede(re)n en(de) jans molema(n)/ en(de) katlijnen zijns wijfs sust(er) d(er) selver gebruede(re)n in dande(r) Alse/ vanden goeden hier na bescreven te weten van eenen huise/ en(de) hove met zijnre toebeh(oirten) gelegen te nedervelpe met eenen/ hove tegen tvoirs(creven) huys over tuschen de goede jans vanden borch(oven)oven/ en(de) de strate It(em) drie dachmael lands gelegen aldaer opt val/ vekervelt tuschen de goede joffr(ouwe) (christ)inen smu(n)ters en(de) h(er)jans/ wilen swaefs ridd(er)s In welke goede de voirs(creven) lambrecht/ yesch tkynsgedeelte van [henricken wilen de brieve(r) vader] der voirs(creven) gebruede(re)n en(de) sust(er) vad(er) gehete(n)/

henrick de brieve(r) die wettich soen was henrix wilen de/ brieve(r) voerg(eruert) die [welc wilen henr(ick) de vader] de selve goede besatt als zijn erve en(de) d(aer)uut/ starf als uut zijnen erve en(de) wae(re)n bleven tuschen den voirs(creven)/ wilen henricken den jongen en(de) zijnen bruede(re)n en(de) sust(er) buyten/ deylingen hoewail zij van ande(re)n goeden hen na den voirs(creven)/ wilen henricken den ouden gebleven alrehande sce[i]dinge of/ deylinge gemaict mochten hebben biedende de voirs(creven) lambrecht/ dese pu(n)ten te thoenen Hopende zo verre hij die gethoenen/ conste dat hem en(de) zijnen beleide tvoirs(creven) kyntsgedeelte/ volgen zoude den voirs(creven) h(er) henricken houden(de) t(er) (con)trarien dat/ lambrecht d(aer) aen verdoolt wae(re) na den rechte voirs(creven) des(er) stad/ gem(er)ct dat hij geleidt was tot des voirs(creven) henrix goeden des/ ouden met brieven by hem bekind in geheelen stoele en(de)/ ten tiden als hij d(er) voirs(creven) goede wel mechtich was bieden(de) dat/ te thoenen alsoe hij d(aer)toe gewijst zijnde volcomelic dede/ So hevet tvo(n)niss(e) d(er) scepen(en) van loeven gewijst na aensprake/ verantw(er)den en(de) thoeniss(e) des voirs(creven) h(er)henrix dat de voirs(creven)/ lambrecht met zijnen beleide aende voirs(creven) goede v(er)doolt es/ cor(am) smacht borch(oven) lynt(re) et m(er)sberge m(ar)tii xviii/