Cond zij allen lieden dat jan willems rentmeest(er) toverijssche/ en(de) henrick herijs geheten vanden waeyenb(er)ghe in teg(enwoirdicheit) d(er)/ scepen(en) van loeven gestaen hebben genomen en(de) bekend/ dat zij genomen hebben [ongesundert] van brued(er) jacobpe va(n) reppemo(n)t/ conv(er)s sgoidshuys van tsh(er)togendale de thiende vanden/ druetenbeke des voirs(creven) goidshuys inde p(ro)chie van ov(er)ijssche/ gelegen gelijc en(de) ind(er) manie(re)n de voirs(creven) henrick herijs/ met zijnen medeplichte(re)n die ald(aer) vanden voirs(creven) goidsh(uys)/ voirtiden gehouden heeft Te houden te hebben ende/ te gebruycken van kersmisse dat zijn sal int jair xiiii[c]/ lvii naestcomen(de) eenen t(er)mijn van negen jae(re)n langh/ deen na dand(er) staphans volgende Elcx jaers dae(re)n/ bynnen voe(r) en(de) om neghenthien mudde rogs vijfthien/ mudde evenen en(de) vier mudde g(er)sten al goets en(de) payabels/ greyns met wa(n)ne en(de) vede(re)n wail bereidt d(er) maten/ van ov(er)ijssche alsul[c]ks als jairlix dae(re)n bynnen vand(er)/ voirs(creven) thienden comen sal te kersmisse te betalen ende/ te gheertsrode op ten spyker svoirs(creven) goidshuys ald(aer) te leve(re)n/ sond(er) sgoidshuys cost alle jare den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde/ en(de) telken t(er)mijne alse vervolghde schout d(aer)af den / iersten betael dach ingaen sal te kersmisse a(nn)[o] lviii/ Cor(am) roelants j(aspar) abs(oloens) oct(obris) xxix