Van wille(m)e van ha(m)me en(de) d(er) weduwen my(n)ni(n)x/It(em) also als met brieven d(er) stad van loeven gescreven es den meye(re)/van campenhout ten vervolge willems van ha(m)me die voe(r)/zeke(re) zijn wettige schout geleidt es tot den goeden henrix/wilen my(n)ninck Dat de meye(re) hem de selve goede dede volgen/en(de) katlijnen weduwe des selfs wilen henricks zo verre/bedwonge dat sij de hand d(aer)af hadde gedaen en(de) of zij hair/e(n)nichs rechts d(aer)toe hadde willen v(er)meten dat zij dan op/en donredage lestleden te mistide te loeven comen wae(re)/te rechte gelijc de voirs(creven) brieve dat voirder begrepen/Tot welken dage van rechte de voirs(creven) weduwe niet en/qua(m) noch oic op heden als den dach mids (con)tinuacie(n)/diende niet comen en es So hebben de scepen(en) van/loeven t(er) maniss(e) smeyers gewesen voe(r) een vo(n)nis zo/wair de voirs(creven) weduwe niet en quame ten opstane/smeyers en(de) van hen gelijc zij en dede datmen dan den /voirs(creven) wille(m)me houden sal in zijnen beleide alsoe verre/het noch voe(r) hen comen es cor(am) scab(inis) in sca(m)pno tsat(er)d(aeghs)/julii xii