Item vander aenspraken die h(er)jan van erpe priest(er) gedaen heeft tot janne van ov(er)zee van/ v(½) mudden corens thienscher maten die hij jan tacht(er) geweest soude hebben voe(r) den/ pacht van ii jae(re)n van xviii groet roeden lants gelegen te nederwynde wilen toebehoe(re)nde/ joffr(ouwe) alijten wilen vander beke d(aer)inne de voirs(creven) h(er) jan gegoedt en(de) gevesticht es met/ scepen(en) brieven van loeven(e) en(de) die de voirs(creven) jan gehouden hadde in pechtingen also de voirs(creven)/ h(er) jan dede seggen D(aer)op hem de voirs(creven) jan v(er)antwerde biedende ten uut(er)sten zijnen/ eed dat hij dat hij de voirs(creven) goede nye tegen der voirs(creven) joffr(ouwe) alijten of tegen/ yeman(ne) and(er)s verpacht of t(er) pechtingen en hadde genome(n) D(aer)af de scepen(en) ten lesten/ dage van rechte wijsden voe(r) een vo(n)niss(e) zo v(er)re jan zijne(n) eed dade also hij geboden/ hadde dat hij vander pechtingen dan ongehouden zijn soude Welken eed de voirs(creven) h(er)jan/ janne voirs(creven) op heden verdraghen heeft inden rechte So hebben de scepen(en) van loven(e)/ gewijst voe(r) een vo(n)niss(e) na tv(er)dragen vanden eede dat jan der aenspraken ongehouden/ sal zijn cor(am) beert lyemingen junii xi vync m(er)cels junii xi/