It(em) van alsulken geschille als uutstont tusschen joffr(ouwen) katlinen weduwe ja(n)s/ wilen de witte ter eenre zijden en(de) joff(rouwen) g(er)truyden weduwe henr(ix) wile(n)/ van wynghe heurer zuster ter ande(re) alse van vijf jairpachten v(er)schene(n)/ vanden hove van belsenaken en(de) van zeke(re)r schout die de voirs(creven) joffr(ouwe)/ g(er)truyd zeide verleeght te hebben So hebben hen de voirs(creven) gezust(ere)n/ verbonden en(de) gesubmitteert in zegg(ere)n en(de) minlike yffene(re)n te weten/ de voirs(creven) joffr(ouwe) katline in goirde remeys [hermeys] soen wilen goirds vrancken/ van dyeven en(de) gerard(e) vanden bossche clerck en(de) de vors(creven) joff(rouwe) g(er)truyd/ in gorijse van wynghe heuren zwagher laureyse van wynge ende/ arnold(e) van kets In alsulker vueghen dat de voirs(creven) zeghsman(nen) der/ voirs(creven) p(ar)tien bescheid aenhoiren selen bynnen xiiii nachten naistcomen(de)/ en(de) heur uutsprake d(air)af doen bynnen xiiii nachten d(air)na op dat zijs/ ov(er)comen Geloven(de) de voirs(creven) p(ar)tien vast en(de) gestentich te houden wes/ bijden voirs(creven) zeghsman(nen) eendrechtelic uutgesproken sal werden cor(am)/ roelants blanckart aug(usti) xviii