It(em) na dat de meye(r) van loeven inde banck alhier aengesproken heeft janne/ van vucht poirter der stad van loeven van dat hij op en(de) tegen der scepen(en)/ van ghestele vo(n)nisse gesproken soude hebben eyschende d(air)af zekere/ bet(er)nisse die hij noemde oft alsulke bet(er)nisse alse de scepen(en) alhier wise(n)/ souden (et)c(etera) en(de) hem dese aensprake aldus gesloten hebbende De voirs(creven) poirt(er)/ dede zeggen dat zijn goede te ghestele bijden officie(r) aldair van ov(er)langh/ beslaghen wa(re)n geweest en(de) alnoch stonden beslaghen boven tscriven en(de)/ tversueck vander stad meynende d(air)om de selve poirte(r) opte vors(creven) ae(n)sp(ra)ke/ niet te dorven antwerden de voirs(creven) meye(r) en soude alleer tvoirs(creven) beslach/ afdoen D(air)af de selve meye(r) hielt den (con)trarie want hij den voirs(creven) poirte(r)/ meynde noch aen te spreken van ande(re)n en(de) meerde(re)n saken zijnen live en(de)/ goeden aengaende also hij zeide (et)c(etera) met meer reden(en) en(de) woirden ten/ beiden zijden geallegeert So hebben de scepen(en) van loeven gewijst/ voe(r) een vo(n)nisse dat zo verre de meye(r) den voirs(creven) goeden niet aen en/ sprake dat hij dan tvoirs(creven) beslach afdoen sal en(de) dat de voirs(creven) poirte(r)/ dae(re)nteynden antw(eer)den sal cor(am) tymple abs(oloens) blanckairt ouder(ogghe)/ dec(embris) ix