It(em) also geldolf van wynde geheten vander lynden alse geleidt tot den goeden/ have en(de) erve peters wilen van boelen en(de) zeghers wilen tyelijs met scepen(en)/ brieven van loeven sprekende van tween ryd(er)s tsjaers jairliker lijfpenc(i)en/ staende ten live des voirs(creven) geldolfs en(de) beatrisen zijns wijfs heeft doen sc(ri)ven/ den meye(r) van halen of zinen stedehoude(r) hem de selve goede gelijc die hier/ onder bescr(even) staen te leve(re)n ende oft henrick cousmeeds en(de) katline zijn/ wijf weduwe svoirs(creven) wilen peters en(de) ermgaird sdeckers weduwe svors(creven)/ wilen zeg(er)s [of yemant and(er)s] daer tegen yet allege(re)n wilden dat zij des alhier quamen in/ trecht tot eenen zek(ere)n daghe op heden dienen(de) En(de) de voirs(creven) henr(ick) en(de) zijn/ wijf en(de) ermgaird [noch nyema(n) and(er)s] alhier niet comen en zijn den voirs(creven) geldolven(en) alh(ier)/ comende en(de) trecht versuecken(de) thoende oic certificacie vander execucien/ geschied vanden voirs(creven) versuecke bijden voirs(creven) stedehoude(r) So hebben/ de scepen(en) van loeven ter maniss(en) tsmeyers gewijst voe(r) een vo(n)nisse so/ verre des voirs(creven) geleidden wederp(a)rtie niet en quame ten opstaene smeyers/ en(de) van hen datmen hem dan houden sal in zinen beleide tot zijnre wettig(er)/ schult behoef zo verre het noch voer hen comen es Cor(am) roel(ants) borgh vync/ heyk(ens) caverson maii x

Hier na volghen de goede inden rechte gelesen en(de) dair tvors(creven) vo(n)nis op geslaghen es Ierst een geleghe met zijnre toebehoirten [dat zeg(er) tielijs was] gelegen te hulsbeke tusschen de goede/ svoirs(creven) geldolfs van wynde geheten vander lynden in deen zijde en(de) de goede/ des altairs van ons(er) liev(er) vrouwen in dande(re) en(de) neven de strate aldair/ It(em) eenen hof gelegen tegen tvoirs(creven) geleghe over tusschen de goede/ willems van bylgen en(de) sheylichs gheests van beetse en(de) neven de/ strate ald(air) It(em) i(½) vie(re)ndeel lands gelegen opten cleynen bainzijp tusche(n)/ de goede jans van papenbroeck en(de) willems van bilgen It(em) een stuck/ wilen land nu driesch gelegen opten groten bainzijp tusschen de goede/ der kynde(re)n jans sdroeghen en(de) den rosenhoff ald(air) It(em) dland geheten/ dboschland dat henricks oeden en(de) reyners lambrechts was gelegen tusche(n)/ de goede h(er) jans keghels priest(er)s en(de) willems van bilgen It(em) tgelege/ met zijnre toebehoirten dat henricks oeck(er)s was dwelc nu helt henr(icken)/ causinet met zeg(er) tielens docht(er) zinen wive weduwe des voirs(creven) wilen/ peters van voelen