It(em) sijn den vors(creven) janne va(n) udekem in meerd(er) vestich(eyt) d(er) vors(creven) lijfrente(n)/ in handen gestelt en(de) gelevert met rechte voe(r) den vorste(re) en(de) poirt(er)s
//
hier na genoemt sess silve(re)n schalen de cante vergult buyten en(de)/ bynnen wegende tsamen xxiiii(½) oncen troysch om [hem] de voirs(creven)/ rente en(de) dinhoudt vanden voirs(creven) scepen(en) brieven d(air)aen te moege(n)/ nemen en(de) v(er)reicken [met rechte] so wanneer hem gelieft en(de) hij d(air)aff in/ gebreke es Ende de voirs(creven) rente afgeleeght verstorven/ oft and(er)ssins v(er)pandt zijnde salmen den vors(creven) van belanden(en) de/[vors(creven) schalen] laten volghen zo v(er)re die met rechte d(air)voe(r) niet geexequeert/ en zijn Cor(am) voshem for(estario) et d(i)c(t)is scab(inis) eodem

Jan van belanden(en)/ heeft geco(n)se(n)teert/ soe wa(n)neer de voirs(creven)/ rente afgeleet sal sijn datme(n) dese scale(n) geve(n) sal h(er) ja(n)ne va(n) longchamp en(de) alsdan dese/(con)dicie a(n)nichele(re)n no(vembris) xvi a(nn)[o] lxxxii /