Alsoe als ten vervolghe jans van quaethem geleydt sijnde ov(er)mits/ vo(n)niss(en) van scepen(en) brieve(n) van loven(e) tot allen den goeden/ have en(de) erve denijs wilen van quaethem sijns brued(er)s der/ weduwen desselfs wilen denijs hadde doen bevelen met/ eene(n) vorste(r) bij consente vand(er) stad huer hande te doen en(de)/ te lichten vande(n) voirs(creven) goeden oft dat sij op heden alhier/ te rechte quame des hij hem gedroegh tot den vorste(r) ende/ de voirs(creven) weduwe tot hue(re)n daghe niet comen en es noch/ nyemant van hue(re)n weghen Soe hebben de scepen(en) van/ loven(e) yerst gehoert andriese van voshem vorste(r) c(er)tificacie vand(en)
//
voirs(creven) sijnen exploite ter manessen smeyers gewijst voer/ een vo(n)nisse soe v(er)re des voirs(creven) geleydden wed(er)p(ar)tie niet/ en quame ten opstane smeyers en(de) van hen scepen(en) dat/ men hem dan vanden voirs(creven) goeden houden sal in sijnen/ voirs(creven) beleyde tot sijnen wettigen gebreke behoef alsoe/ v(er)re alst noch voer hen scepen(en) comen es cor(am) eisd(em)