Aldair op heden bijden raide vander stadt comen zijn de gesworen(en)/ en(de) goede manne(n) vand(en) vettewariers ambachte in grooten/ getale te kynne(n) geg geven(de) dat tselve ambacht(e) zee(r) grotelic/ belast is en(de) alsoe dat zij die sonder finan(cien) niet en souden/ conne(n) oft wete(n) te vervalle(n) mair mids dat de gesworen(en)/ nu zijnde voe(r) ande(re) co(m)me(re)n belast wae(re)n zoe hadde(n) zij tsame(n)/ ov(er)drage(n) vier ande(re) hen voe(r) dambacht voe(r) drie pet(er)s/ den penning xviii te verlone(n) dwelc zij nochta(n) [niet] en soude(n)/ wille(n) doen sonder dair [af] te hebben(e) voirgaen(de) consent vand(en)/ voirs(creven) raide heeft den voirs(creven) raet uutgesproken en(de) get(er)/ mineert dat de vie(r) p(er)sonen bijden gemeyne(n) ov(er)drage/ gecoe(re)n te weten(e) jan cappellaen merten cornelijs goe(r)t/ van wynge sone wile(n) gorijs en(de) symoen goeven ind(en)/ name en(de) van wege(n) des voirs(creven) symoens voe(r) de voirs(creven)/ drie pet(er)s sulle(n) moege(n) verlonen en(de) dat den last dair/ af bijden ambachte gedrage(n) sal wordden en(de) dat zij te/ pande sulle(n) moege(n) stelle(n) des ambachts nap in pleno/ consilio junii v[a]