Item jan h(er)mans geh(eten) stoofman doude in p(rese)n(ci)a heeft gekindt en(de)/ gelijdt gehaven en(de) ontfange(n) hebben(de) uut hand(en) gerardi doys/ tweentwintich willelmus schilde te xxv stuv(er)s tstuc alse voe(r)/ daflegge(n) van alsulke(n) twee wilhelmus schilde lijfpen(sien) mette(n)/ volle(n) pachte van eenen jai(r)e staen(de) ten live jans en(de) m(ar)grieten/ sijne(n) kinde(re)n als hij met scepen(en) brieve(n) hadde op ja(n)ne lambrechts/ te berthe(m) en(de) zijne(n) borge(n) Scelden(de) mids dien volcomelic quijte/ den voirs(creven) jannese lambrechts zijne(n) borge(n) en(de) goede d(aer) voe(r) ver/ oblig(er)t Promitt(ens) null(a)t(en)us alloq(ui) Geloven(de) voirt soe verre hij/ de(n) principale(n) brief die soe hij seyde niet en wiste te wynden(e)/ gevonde(n) wordde dat hij dien annichle(r)en en(de) te nieute doen sal/ coram eisdem