Het zijn comen in rechte inde banck voe(r) meye(r) en(de) scepen(en)/ van loeven(e) libeert geheete(n) de fraisne als aenlegge(r) t(er) eenre/ zijd(en) en(de) henri de pont verweerde(r) t(er) ande(re) aldair de voirs(creven)/ aenlegge(r) dede segge(n) hoe dat voirtijde(n) een proces en(de) ge/ dinge tussche(n) de voirs(creven) p(ar)tie(n) hadde bedingt geweest inde/ banck van orbaix van eene(n) huyse en(de) hove dwelc de voirs(creven)/ lybeert aenlegge(r) als gesustin(er)t hadde hem toe te behoe(re)n/ en(de) dat de voirs(creven) henri de pont dair af sculdich soude sijn/ geweest zijn hande te lichten(e) want hij met brieve(n) vand(er)/ banck dair de selve goede onder gelege(n) wa(r)en bethoende dat/ sijn vader dair innen gegoedt wa(r)e en(de) de voirs(creven) henri de pont/ en soude ne(m)mermeer conne(n) bewise(n) ennighe guedinge dair/ af gehadt te hebben(e) dair tege(n) de voirs(creven) henri de pont ver/ weerde(r) hem behulpe(n) hadde en(de) tsijne(n) verantwerden(e) geseegt/ dat hij tselve huys besat uut sake(n) van eenre wisselinge(n)/ die tande(re)n tijde(n) geschiet zoude sijn geweest tussche(n) des voirs(creven)/ henr(ix) en(de) lybeers vaders van twee mudde(n) co(r)ens te/ bouler die des voirs(creven) lybeerts vader d(air) voe(r) van des/ voirs(creven) henr(ix) vader gehadt hadde en(de) dat alsdoen hem/ de selve lybeert inde selve banck dair op p(rese)nteerde soe/ verre hij bewisenisse conste gedoen dat des voirs(creven) lybeers/ vader de de voirs(creven) twee mudde(n) co(r)ens te bouler gehadt/ hadde oft elde(r) bynne(n) den lande van brabant hij wa(r)e des/ te vrede(n) hem o(n)ghemoeyet te late(n) en(de) guedinge en(de) vesticheit/ te doen(e) vand(en) huyse en(de) hove voirs(creven) behalve(n) dat hem henri/ de pont tgelike dade vand(en) voirs(creven) ii mudde(n) co(r)ens soe v(er)re/ hij hem dair af gheen(e) bewissenisse en conde doen geblike(n)/ en(de) dat dair innen voirt soe verre hadde geprocedeert geweest
//
dat tselve p(ro)ces bijde(n) voirs(creven) scep(enen) van orbaix alh(ier) voe(r) scepen(en)/ van loeven(e) heu(r)en hoofde ov(er)gebracht met vonnisse gewese(n)/ was dat de voirs(creven) henri depont soude blive(n) inde possessie/ vande(n) huyse dair questie om was behalve(n) beliefde den/ voirs(creven) lybeerde den voirs(creven) henri aen te spreken(e) vand(en) be/ wiseniss(e) vand(en) twee mudde(n) co(r)ens in wisselinge(n) geruert/ ind(en) p(ro)cesse dat hij dat navolgen(de) der kenniss(e) desselfs/ henri soude moege(n) doen met rechte vand(en) welke(n) alhijs/ hem gedroegh totte(n) selve(n) p(ro)cesse Seyde voirt de/ voirs(creven) lybeert dat acht(er)volgen(de) dien hij de(n) selve(n) henri/ du pont dien hij alh(ier) bynne(n) der stadt bevonde(n) hadde/ beclaecht hadde en(de) alsoe hem alh(ier) te rechte betoge(n)/ hopen(de) voe(r) sijn (con)clusie(n) dat de voirs(creven) henri he(m) sculdich soude/ sijn bewisenisse te doen(e) vand(en) voirs(creven) twee mudde(n) co(r)ens/ oft te bewisen(e) wair hij hem die bewese(n) hadde oft soe/ verre hij dat niet gedoen en conste dat hij he(m) late(n) volge(n)/ soude thuys d(air) voe(r) questie af geweest hadde d(air) tege(n)/ de voirs(creven) henri de pont hem verantwerden(de) seyde ierst/ dat de sake aengingh gronde van eene oft erfrente(n) op/ gronde dwelc(e) h(ier) niet en behoirde mair behoirde t(er) plaets(en)/ dair de(n) gront gelege(n) wa(r)e ten ande(re)n male dede de/ voirs(creven) henri depont lesen een contract van eene(n) huwelike/ tande(re)n tijde(n) geschiet tussche(n) eene(n) geh(eten) [vacat] du pont/ en(de) pasquet de fraisne dair inne bevorw(er)t was dat de voirs(creven)/ soe verre de voirs(creven) gehuyssche(n) aflivich wordde(n) sonder wettige/ gebeurte dat de goede succede(re)n soude(n) voe(r) doen [vacat]/[vacat] op [vacat]/[vacat] op erfgename(n) pasquet de fraisne/ Seggen(de) voirt dat de voirs(creven) gehuyssche(n) aflivich wa(r)en/ wordde(n) sonder wettige geboirte en(de) dat acht(er)volgen(de) dien
//
de voirs(creven) henri depont en(de) lybeert deylinge hadde(n) gedaen/ van eene(n) huyse [vacat] dair af de voirs(creven)/ lybeert de tweedeel hadde gehadt en(de) de voirs(creven) henri/ de pont mairt tderdel dair aen hij meynde dat hem/ de twee mudde(n) co(r)ens wa(r)en bewesen hopen(de) d(air) mede/ te gestaen(e) en(de) dat hij niet sculdich en soude sijn ande(r)/ oft voirde(r) bewisenisse te doen(e) den voirs(creven) lybeerde de/(contra)rie sustine(re)nde en(de) bliven(de) altijt op sijn yerste (con)clusie/ met meer worden in beyde(n) zijden geallig(er)t luttel oft/ niet t(er) materie(n) van wisselinge(n) diene(de) en(de) nae dien/ de hee(re)n scep(enen) van loeven(e) tvoirs(creven) vorste p(ro)ces rijpelic/ hebbe(n) ov(er)sien en(de) bevond(en) soe de voirs(creven) lybeert bijge/ leegt hadde hebbe(n) zij t(er) maniss(en) smeyers gewesen/ met vonnisse dat de voirs(creven) henri de pont sculdich sal sijn/ lybeerde de fraisne bewisenisse te doen(e) vand(en) [twee] mudde(n)/ co(r)ens dair questie om es na sijns selfs bekinne(n) ind(en)/ voir p(ro)cesse oft dair voe(r) inne te staen(e) in scampno/ p(rese)ntib[(us)] py(n)nock opp(endorp) b(er)ge hove p(ri)ma octobris