It(em) de voirs(creven) jacop heeft geconsenteert ende/ geloeft den voirs(creven) gehuysschen dat hij hen/ jairlijcx sal laten volgen en(de) in hue(r) schuere/ te kersbeke vue(re)n alsulken helicht vanden/ derden schoove als hij heeft te kersbeke d(aer)af/ de voirs(creven) gehuysschen dand(er) helicht hebbe(n)/ in betalinge(n) der voirs(creven) lijfrinte(n) tott(er) tijt/ toe hij bewesen sa oft afgeleet sal hebbe(n)/ oft v(er)storve(n) sal zijn behalve(n) oft d(aer)af overt/ dat selen de gehuysschen wed(er)kee(re)n en(de) ofter/ gebrect dat selen de gehuyssche(n) wed(er)kee(re)n/ en(de) oft(er) gebrect dat selen zij moege(n) volge(n)/ met hue(re)n voirs(creven) brieve(n) heeft noch/ geloeft de voirs(creven) jacop den voirs(creven) gehuyssche(n)/ dat hij hem sal doen tzijne(n) coste copie/ aucte(n)tijck vand(en) testamente(n) van twee
//
zijnen ov(er)leden(en) huysvrouwe(n) d(aer)mede/ hij seeght macht te hebben(e) zijn goeden/ te moegen belasten oft v(er)thie(re)n bynne(n)/ eend(er) mae(n)t naistcomen(de) ta(m)q(uam) ass(ecutu)[m] Cora(m)/ lyefke(n)rode buetsele ap(ri)lis xxiii