Allen (et)c(etera) dat fijt wilde heeft geconst(itueer)[t] volcome(n)/ macht ende auctoriteyt gegeven sonder e(n)nich/ wederroepen jacoppe schore(n)dorp woenen(de) te loeven(en)/ om te vervolgen teysschen opte bue(re)n en(de) tontfangen/ int geheele alsulcken xxvi ryns gulden(en) eens/ als claes ruperseg scultz en(de) johan matheuse/ borg(er)meest(er) van leerdam den voirs(creven) fijte ende/ jacoppe tsamen gelooft hebben te betalen met/ eender cedullen geteekent mette(n) hanteeken/ des voirs(creven) claes ruppesieck [vacat] dair/ op zij bekinnen in afslaige vand(er) geheelder/ so(m)men gehaven te hebben xxii stuv(er)s desgelijcx/ alsulcken seven rinsgulden(en) als h(er)man/ smet inden hert te dyest he(m) sculdich sal zijn/ s(in)[te] pet(er)s dage inden oegst naistcomen(de) den/ sculde(re)n van zijnen ontfange quijt te schelden(e)/ dair voe(r) te panden te dagen te rasteren en(de)/ met alle(n) rechte te vervolgen ende al g(e)n(er)alijc/ en(de) specialijck te doen(e) dat de voirs(creven) const(ituanten)/ soude moegen doen p(ro)mitt(ens) rat(um) absq(ue) calculo/ cor(am) borch buetsele april(is) xxii