Alsoe als ten vervolghe jans tuback geleyt zijnde/ nae den rechte van des(er) stad uut crachte van scepen(en)/ brieven van loeven(e) tot allen des goeden beyde have/ en(de) erve anthonis wijlen van redingen en(de) jouffr(ouwen)/ marien h(er)meys zijnd(er) huysvrouwen soe wair die/ gelegen zijn met brieven van des(er) stad gescreven/ es geweest aen den meye(re) van bierbeke oft zijnen/ stadhoude(re) Ende versocht zee(r) ernstelijck alle de goede/ des voirs(creven) des voirs(creven) wijlen anth(onis) en(de) zijnd(er) huysvr(ouwen)/ te leve(re)n en(de) te doen volgen den voirs(creven) geleidden oft den/ bring(er) der voirs(creven) brieven in zijnen name Ende gheerde/ speelmans nu t(er)tijt huysvr(ouwe) [man] der voirs(creven) jouffr(ouwen)/ en(de) de selve huysvr(ouwe) hu(n)nen wynnen oft pechtene(re)n/ oft zij hen dair tegen hadden willen oppone(re)n dach/ rechte alh(ier) te compare(re)n inde banck voir meye(re) en(de)/ scepen(en) van loeven(e) doen bescheiden Aldair gheen van hen/ en es gecompareert den voirs(creven) geleidden compare(re)nde/ en(de) trecht voirts voirts versueken(de) Soe hebben de scep(enen)/ van loeven(e) nae dien hen behoirlijck gebleken heeft/ bij rapporte boudewijns bellens de voirs(creven) leveri(n)ge en(de) dach/ besch(eidinge) behoirlijck geschiet te zijne ter manissen smeyers gewesen/ met vo(n)nisse dat men den voirs(creven) geleidden vand(en) voirs(creven) goeden/ houden soude inde inde macht van zijne(n) scepen(en) br(iev)[en] soe v(er)re/ het noch vor hen scepen(en) comen is In scampno nove(m)br(is) xxiii