It(em) dierick van langrode in p(rese)ntia heeft gecedeert get(ra)nsporteert/ en(de) overgeg(even) henricke de coste(re) sijne(n) behuweden sone/ alle alsulken recht ende actie als hij heeft inde twee ende/ een halve vie(re)ndeele vande(n) groote(n) tolle van brabant sorte(re)nde/ onder de tolcame(r) van loeven(e) ende desgelijcx alsulk(en)/ duysent ryns guld(en) te xl gr(oten) vleems tstuck eens als/ den selve(n) diericke comen(de) sijn uute(n) selve(n) tolle bij reden(en)/ van gelijker so(m)men bij hem mijne(n) gened(igen) hee(re) in dae(n)neme(n)/ vand(er) pechtingen vand(en) tolle geleent ende oic in alsulk(er)/ so(m)men van pe(n)ni(n)g(en) als den selve(n) diericke come(n) bij reden(en)/ van seke(re)n afslage en(de) gratie(n) bij m(ijn) gened(ichs) hee(re) hem gedaen/ deselve pechtinge te houden(e) den termijn uuyt alsoe/ dierick die genome(n) heeft om mette(n) pe(n)ni(n)g(en) vand(en)/ selven tolle overen(de) en(de) den voirs(creven) so(m)me(n) van pe(n)ni(n)g(en)/ bove(n) de betalinge dieme(n) dair af den rintmeest(er) van/ loeven(e) doen moet te betalen(e) en(de) den selve(n) henricke te/ lossen(e) alle alsulk(er) sculde(n) ende borchtochte(n) dair henrick/ voir den voirs(creven) diericke borge voe(r) staet en(de) dair voe(r)/ hij totte(n) goeden desselfs diericx geleyt is ende heeft/ dair om deselve dierick den selve(n) henr(icke) overgeg(even) den/ voirs(creven) tol en(de) so(m)me(n) va(n) pe(n)ni(n)g(en) ten selve(n) rechte cor(am) tymple/ vynck septe(m)br(is) x