Item lambrecht de potte(re) en(de) henrick de potte(re) sijn neve hebben geloeft onge/ sund(er)t en(de) onverscheiden pete(re)n heyme alsulke wettige schoude alsmen/ ter waerheit bevynden sal die henric wilen de potte(re) brued(er) des vors(creven) lambrechts/ en(de) vad(er) des vors(creven) henric sculdich sijn mochte gedragende t(er) somme(n) van ii[c]/ gul(den) schilde(n) en(de) niet hogh(er) dat sij deen helcht dair af betalen sullen/ sond(er) den voirs(creven) pete(re)n d(aer) innne gehouden te worden op ene(n) banduyn van ene(n)/ gul(den) rijd(er)s rijd(er) tot behoef ons gened(ichs) h(ere)n te bet(alen) pynnoc keye(n)[oe(ge)] no(vembris) xxviii/