It(em) jan boen die beclaeght hadde janne van ov(er)see voir de so(m)me van c gul(den) riders/ en(de) bij contumacie(n) des selfs jans op sijne(n) dach van rechte met vo(n)nisse d(er) scepene(n) van/ lov(en) gewijst werdt sijn porters en(de) vorste(r) bij hue(re)n eedt te horene heeft opden dach van/ heden de selve behoerlic geleyt op hue(re)n eedt die droegen hue(re)n conde(n) ten heiligen/ dat de selve jan boene beclaeghde onlanx voirleden ja(n)ne van ov(er)zee vors(creven) voir/ de vors(creven) so(n)ne so(m)me en(de) dat de selve jan van ov(er)zee dach na(m) op in dijsdaghe/ lest leden tot welken daghe de vors(creven) jan van overzee hier niet en quam/ noch hem en p(rese)nteerde alsoe dat nae desen de vors(creven) scepene(n) van lov(en) gemaent/ vanden meye(re) gewijst hebben voer een vo(n)nisse nae aensprake v(er)antw(er)den/ en(de) thonisse des vors(creven) jans dat de selve jan boen den voirg(enoemde) ja(n)ne van/ overzee voir de so(m)me vors(creven) v(er)rect sal hebben cor(am) om(n)ib[(us)] scab(inis) januar(ii)/ xxiiii