It(em) arndt pierlijn van zaventhen in p(rese)nc(ia) heeft genome(n) en(de) bekint dat / hij genome(n) heeft van meest(er) clase brau licenciaet in loy de porcheele(n) van / goede(n) h(ier) nae bescr(even) Inden iersten een boend(er) lants opde(n) killemorte(re) tussche(n) / henricke(n) vand(er) mee(re)n in beyde(n) zijde(n) It(em) noch een halff boend(er) lants / op tselve velt tusschen m(er)ten wayback in deen zijde en(de) lauken de / ronde in dand(er) zijde It(em) een halff boend(er) lants geleghe(n) op tselve / velt tusschen mijn hee(re) vand(er) mee(re)n in deen zijde en(de) die vand(er) / arcken in bruesselle in dand(er) zijde It(em) noch ond(er)halff dachmale lants / geleghe(n) opt selve velt tussche(n) de goede mijns h(ere)n vand(ere)n mee(re)n in / deen zijde en(de) die vand(er) arcken in bruessele in dand(er) zijde It(em) noch / ond(er)halff dachmale lants geleghe(n) opt selve velt tusschen de / goede peters vand(er) beken in deen zijde en(de) her vrancke de pape / in dand(er) zijde It(em) noch ond(er)halff dachmale lants geleghen / acht(er) goerts vand(er) haghe(n) hoff tusschen h(er) vrancke(n) de pape in / deen zijde en(de) jan pyerlijn in dand(er) zijde It(em) noch ond(er)halff /[dachmale] lants geleghe(n) op dat selve velt tusschen mijn hee(re) van / bijgarde(n) in deen zijde en(de) her vrancke de pape in dand(er) / zijde It(em) noch een dachmale lants geleghe(n) op tselve velt / tusschen h(er) vrancke(n) den pape in deen zijde en(de) tcloest(er) van / grimberghe(n) in dand(er) zijde It(em) noch een halff [dachmale] lants geleghe(n) / opt selve velt tusschen cloest(er) van grimberghe(n) in deen zijde / en(de) die vand(er) wygaerde te bruessele in dand(er) zijde It(em) een / halff dachmale lants geleghe(n) acht(er) peters hoff vander beken / te ned(er)woelue de kercke van zaventhen in deen zijde ende / wille(m) coelma(n) in dand(er) zijde It(em) noch iii dachmale(n) lants / geleghe(n) op bayvelt neven de heystrate comen(de) tusschen / daneele de vodde(re) in deen zijde en(de) . pet(er) vand(er) beken in / dand(er) zijde It(em) noch drie dachmale(n) lants geleghe(n) aen die / bayeycke tussche(n) lauken de ronde in deen zijde en(de) neven / henrick platteborsse comen(de) mette(n) and(ere)n eynde Te houden te / hebben en(de) te wynnen van halff m(er)the naestcomen(de) eenen t(er)mijn / van xii ja(re)n lanck (et)c(etera) Elcx jaers o(m)me iiii(½) mudde corens en(de) / i molevat erwete(n) goet en(de) paiabel d(er) mate(n) van loeven(en) sinte / andriesmisse te betalen(e) [en(de) te loeven(en) te leve(re)n] alle jare de(n) voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde en(de) / telke(n) t(er)mijne als vervolghde schout Oft o(m)me en(de) vore / iiii(½) sacke corens en(de) i molevat erwete(n) d(er) mate(n) van bruessele / en(de) te bruessele te leveren(e) daert de(n) selve(n) meest(er) clase brau / best gelieve(n) sal Behoudelijck dat de wyn met eend(er) / betalinghe(n) tot e(n)nigher vand(er) voirs(creven) plaetse(n) gestaen sal
//
Ende is voirw(er)de dat die voirg(enoemde) claes meest(er) claes en(de) de wyn te(n) / eynde vande(n) ierste(n) vi ja(re)n van malcand(ere)n sulle(n) moeghe(n) / scheide(n) Behoudelijke(n) dat de ghene die scheide(n) wilt / den and(ere)n dat een halff jaer te voe(re)n cundighe(n) sall En(de) / de wyn sal die voirg(enoemde) goede wael en(de) lofflijck wynne(n) / en(de) werve(n) op sijn getijdeghe voe(re)n en(de) te behoirlijke(n) tijden / mesten gelijck reengenote(n) bove(n) en(de) benede(n) en(de) die goede / laten tsijne(n) afscheide(n) soe hij die vint tot sijne(n) aencomen(e) / cor(am) abs(oloens) willem(air) m(ar)tii xiiii /