It(em) de vors(creven) ja(n)nes heeft den vors(creven) henricke oppen/ barlic geconsenteert en(de) toegeseet gebuerdet hem [ja(n)nesse] selve(n)/ en(de) katline(n) [roelofs] sijnd(er) huysvrouwe(n) beide aflivich te worden/ bynne(n) den vors(creven) t(er)mijne(n) dat dan de selve he(n)ric/ en(de) sijn vors(creven) goede ongehoude(n) sijn sulle(n) en(de) blijve(n) iet/ te betalen vanden ongevalle(n) t(er)mijne(n) sond(er) argelist eisd(em)