It(em) reyne(r) vande(n) hoevelde heeft geconsenteert en(de) gewillecoert voe(r) de/ borg(er)meeste(re)n h(ier) nae bescr(even) en(de) genoempt dat lijsbeth va(n)d(en) hoevelde/ sijn sust(er) w(er)dinne reyneers stap heffen en(de) trecken [sal] vand(en) ii m(udde) rogs die/ te kersmisse naestc(omende) valle(n) sulle(n) eene guld(en) croene eens alse va(n) geleenden/ gelde dat sij hem geleent heeft alsoe hij selve kinde actu(m) julii xiiii a(nn)[o] lvi/ cor(am) meldert willem(air) burg(imagistro)