It(em) jan vanden berghe briede(r) natuerlick zone jans wijle(n) vanden berghe ende/ barble meys sijn wijff o(m)me meest(er) janne calab(er) en(de) henricke cuerincx schadeloes/ te houden(e) en(de) tontheffen(e) van alsulken gheluften als sij met laureys van valkenborch/ ghedaen hebben aen janne leeman en(de) arnde wijlen van vynckenbosch schadeloes/ tontheffene aen woute(re)n van beerthem van iiii rijd(er)s erfflick die de selve jan leema(n)/ en(de) wijle(n) aert van vyncke(n)bosch ghelooft hebben af te quijten [die de voirs(creven) wout(er) heeft opde(n) roeden schilt] Soe hebben de voirs(creven)/ jan vanden berghe en(de) berble sijn wijff den voirs(creven) meest(er) janne en(de) henricken/ en(de) elken van hen bezund(er)t bij oirlove shee(re)n vanden gronde in title van wettige(n)/ ond(er)pande verobligeert en(de) te pande ghesedt ii rijd(er)s erfflick alle jaire xvi/ daghe in julio te betalen(e) die de voirs(creven) ghehuysschen hebben op huys ende/ hoff ghelegen inde parijsstrate tegen rattemans poorte toebehoren(de) peete(re)n/ vand(er) hoeve(n) en(de) claese boen den jonghe(n) tussche(n) den hoeck vand(er) cristus straten en(de)/ de goede d(er) kynde(re)n [peet(er)en] wijle(n) de putte(re) Et sat(is) de subpigno(r)e cor(am) zande colonia m(ar)tii ulti(m)a