It(em) henrick vekeman vonen(de) te velthem heeft ghelooft gielijse vander/ brugghe(n) gheheete(n) mette(n) gelde te betalen(e) en(de) te loven(e) te leveren(e) alsoe/ vele eykend(er) tiecheld(er) voetlatte(n) elck latte palms breyde als de voirs(creven)/ gielijs behoeve(n) sal op sijn huys als hij nuwelincx heeft doen maken en(de)/ ty(m)mere(n) ghelege(n) opde prooft strate neve(n) de ca(m)me gheheete(n) den nachtegale/ desselfs gielijs en(de) i(½)[c] voete(n) eykend(er) declatte(n) van ix voeten Te weten(e)/ halff tussche(n) dit en(de) vrijdach naistc(omende) en(de) half smaendaighs d(air) nae volgen(de)/ q(uolibet) ass(ecutu)[m] ende elken t(er)mijn op i band(uyn) van x st(uvers) onse(n) gened(igen) hee(re) te/ bet(alen) cor(am) lyeminge(n) roelofs augusti iiii[ta]