It(em) daneel vand(er) rivie(re)n heeft uutgestelt ende verlingt/ arnde vande(n) hulze gheheete(n) van halle den dach vand(er)/ leveringe(n) die op heden diende tot van hide(n) naistc(omende) ov(er) xiiii/ daghe(n) ende heeft sijn recht aen janne laureys als vorste(r)/ ghehoude(n) ende de selve jan laureys heeft den voirg(enoemde)/daneele ten eynde vande(n) selve(n) xiiii daghe(n) ghelooft dat/hij den voirs(creven) arnde wed(er)o(m)me daneele den voirg(enoemde) arnde/ verantw(er)t o(m)me alsdan op hem hem metter leveringe(n) van nae/ rechte voort te va(r)en gelijck me(n) op hede(n) gedaen zoue hebbe(n)/ ende heeft de voirg(enoemende) jan laureys de vroontcoste(n) vanden/ selve(n) xiiii daghe(n) aenden voirg(enoemde) arnde vande(n) hulze gehoude(n)/ en(de) den voirg(enoemde) daneele d(air) af ontlast Behoudelijke(n) oft/ de voirs(creven) arnt bynne(n) dese(n) selve(n) xiiii daghe(n) de(n) voirs(creven)/ daneele niet en coste vernuege(n) dat dat de voirs(creven) jan/ ylkaerts de(n) voirs(creven) daneele goets tijts kundige(n) sall/ o(m)me alle gereetscap welte moge(n) bezorge(n) die dair toe/ soude(n) moge(n) diene(n) cor(am) cok(eroul) ouder(ogghe) no(vem)[b(ris)] xxiiii videl(icet)/ die m(er)curii