It(em) es (con)dicie en(de) vurw(er)de hoe wale de vors(creven) lijsb(eth) tielens dobbel/ brieve heeft elken spreken(de) va(n) iii croene(n) erflic dat de vors(creven)/ meest(er) augustijn en(de) sijn wijff eens des jaers gestae(n) sulle(n) met iii/ croene(n) te betalen m(er) sal huer mogen behulpen met welke(n) brieve/ huer dat sal gelieve(n) Behoudelic dat sij h(ier) mede egeen/ pande eisschen en sal mogen het en wa(r)e dat sij gebrec/ vonde inder vors(creven) guedingen en(de) vestich(eit) oft dat de vors(creven)/ ond(er)pande voir de vors(creven) erfrinte niet genoech en waren/ sond(er) argelist en(de) te des(er) meyni(n)gen so sal den vors(creven) scep(enen)/ brief ond(er) scep(enen) bliven liggen(de) cor(am) eisd(em)