It(em) de voirs(creven) pet(er) stockelpot heeft gelooft voe(r) hem zijne(n) erve(n)/ ende nacomelinghen den voirs(creven) vrancken van do(r)male remeys/ vander ca(m)men en(de) g(er)truyden van do(r)male zijnre huysvrouwen/ zust(er) desselfs vrancx en(de) hue(re)n erfgename(n) en(de) nacomel(ingen) van/ nu voirtaen tewigen dagen scadeloos te houden en(de) tontheffen/ van dien xxx stuv(er)s erflijck die katlijne wijlen van do(r)male/ zust(er) svoirs(creven) vrancx en(de) g(er)truden van do(r)male in hue(re)n testa(men)[te]/ gemaict en(de) gelaeten heeft op een huys en(de) hof met zijne(n)/ toebehoirten svoirs(creven) pet(er)s stockelpot gelegen inde bieststrate tussche(n)/ den goeden jans de grove beckers t(er) eenre en(de) den goeden der/ weduwen en(de) kynde(re)n henricx wijlen vanden hooghenhuys beckers/ t(er) ande(r) zijden Eensdeels in behulp en(de) tot behoef vand(er) messen/ van sint annen die alle goensdagen op sinte annen autair ind(er)/ kercken van sint jacops op de biest gecelebreert wordt eensdeels/ tot behoef vand(en) jairgetijde der voirs(creven) wijlen katlijne(n) va(n) do(r)male/ ind(er) voirs(creven) kercken van sint jacops opden dach van hue(re)r aflivich(eit)/ ald(air) voe(r) hue(re)r zielen zalich(eit) gedaen te wordden Eensdeels/ tot behoef vand(en) armen huysarmen inder voirs(creven) p(ro)chien van/ sint jacops voe(r) hue(re)r zielen zalicheit tot ewige(n) dagen gedistri/ bueert te wordden en(de) eensdeels tot behoef vand(en) p(ro)chiaen/ vand(er) voirg(eruerde) kercken van sint jacops op de biest tewigen/ dage(n) betailt te wordden nae inhouden vand(en) testa(men)[te] der voirs(creven)/ wijlen katlijne(n) van dormale Welck huys en(de) hof voirs(creven) de/ voirg(enoemde) pet(er) stockelpot tegen den voirs(creven) vrancken va(n) do(r)male/ remeys vand(er) ca(m)me(n) en(de) g(er)truden va(n) do(r)male zijnre huysvr(ouwe)/ opten xxiii dach van ja(nua)[rio] lestleden gecocht en(de) gecregen heeft/ Welcke xxx stuv(er)s erflijck de voirs(creven) pet(er) stockelpot gelooft heeft/ voe(r) hem en(de) zijne(n) nacomel(ingen) van nu voirtaen tewige(n) dage(n)/ uut zijne(n) voirg(eruerde) huyse en(de) hove mette(n) toebehoirten ten/ behoirlijcken tijden te ghelden en(de) te betalene En(de) den voirs(creven)/ vrancken van do(r)male remeys vand(er) ca(m)me(n) en(de) g(er)truyden zijnre/ huysvr(ouwe) d(air) af tewige(n) dagen ontheffen niet tegenstaen(de) dat/ de voirs(creven) vrancke va(n) do(r)male remeys vand(er) ca(m)me(n) en(de) g(er)truyt/ zijn huysvr(ouwe) tvoirs(creven) huys en(de) hof op de voirg(eruerde) xxx st(uvers) erflijck/ niet gewarandeert en hebben Et t(antu)m cor(am) duffle hoeve(n)/ februarii v