Want airt de brieve(re) geheeten de mu(n)te(re) geleydt/ zijnde uut machte van scepen(en) brieve(n) van loeven(e)/voe(r) als p(ro)cur(eur) en(de) voirgange(r) walt(er)i braken voe(r) desselfs/ walt(er)i braken wettige gebreken van twee rijd(er)s te xxv/ stuv(er)s tstuck en(de) iii pl(acken) den st(uver) erflijck tot allen den/ goeden beide have en(de) erve henr(icx) vasont des ouden wair/ die belegen zijn met symoen bellens vorste(r) hadde/ doen dach van rechte besceiden den voirs(creven) henr(icke) vasont/ en(de) bevolen zijn handen te lichten vand(en) selve(n) goeden/ Ald(aer) de voirs(creven) henr(ick) niet come(n) en is noch ande(re)/ van zijnen wegen den voirs(creven) p(ro)cur(eur) comp(ar)e(re)nde en(de)/ trecht voirts versueken(de) Soe wijsden de he(re)n scepen(en)/ van loeven(e) t(er) manissen smeyers voe(r) een vo(n)nis/ yerst aengehoirt den voirs(creven) vorste(r) die clairde bij zijne(n)/ eede dat hij den voirs(creven) henr(icke) dach van rechte besceiden/ hadde alsoe v(er)re de voirs(creven) wederp(ar)tie vand(en) geleydden/ niet en quame ten opstaene van meye(re) en(de) scepen(en)/ datmen den voirs(creven) walt(er)o braken vand(en) voirg(eruerden) goeden/ houden soude inde macht van zijne(n) beleyde alsoe v(er)re/ alst noch voe(r) scepen(en) comen is cor(am) o(mn)ibus scabinis in/ scampno dempto is schoonvorst julii iii