Want ten v(er)volge gielijs vander hoeven vleeschouw(er)s/ geleydt zijnde uut machte van scepen(en) brieven/ van loeven(e) voe(r) zijn wettige gebreken van xxxix/ rijns gul(den) en(de) lxxxv rijns gul(den) al te xx stuv(er)s/ tstuck eens tot allen den goeden beide have en(de)/ erve andries thielens zoons wijlen jans wair/ die belegen zijn gescreven is geweest aen den/ meye(re) van cu(m)ptich oft zijnen stadhoude(re) en(de) v(er)socht/ den bringer van onsen brieven te leve(re)n alle/ de voirs(creven) goede en(de) beesten en(de) te bedwingen(e)/ den voirs(creven) andriese thielens en(de) alle ande(re)/ handen dair aen slaende die te lichten en(de) af/ te doene en(de) tot dien alsulcken zekerheit te/ nemen(e) dat de voirs(creven) haeflijcke goede en(de)/ beesten niet ontvremt noch gedepostueert en(de)/ souden wordden bij alsoe oft de voirs(creven) wederp(ar)tien/ oft yemant anders dair tegen yet hadden willen(n)/ seggen oft de voirs(creven) scepen(en) brieven invalide(re)n/ dat zij des op heden te loeven(e) comen waren/ rechts plegen Aldair de voirs(creven) wederp(ar)tien niet/ comen en zijn noch ande(re) van hue(re)n wegen den/ voirs(creven) geleydden comp(ar)e(re)nde en(de) trecht voirts v(er)sueken(de)/ soe wijsden de he(re)n scepen(en) van loeven(e) t(er) manissen/ smeyers voe(r) een vo(n)nisse yerst aengehoirt ja(n)ne/ driedoens gezwoiren bode des(er) stad van loeven(e)/ die clairde bij zijnen eede dat de diene(r) des/ meyers van cumptich dexecucie vand(en) voirs(creven) brieve(n)/ gedaen hadden en(de) den wederp(ar)tien dach va(n) rechte/ op heden besceiden bij alsoe de wederp(ar)tien vand(en)/ geleydden niet en quamen ten opstaene van/ hen meye(re) en(de) scepen(en) datmen den voirs(creven) geleydden/ vand(en) voirs(creven) goeden en(de) beesten houden soude inde/ macht van zijnen scepen(en) brieven en(de) beleyde/ voirs(creven) zoe verre dat noch voe(r) hen comen es/ coram o(mn)ibus scab(inis) dempto vynck nove(m)br(is) iiii