SAL7334, Akte: R°376.1-V°377.1 (309 van 429)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°376.1-V°377.1  
Act

Transcriptie

2013-06-07 door xavier delacourt
It(em) willem van bolloe van rotselair es come(n) in jeg(ewordicheit) d(er) scepen(en) van /
loven(en) en(de) heeft genome(n) en(de) bekent dat hij genome(n) heeft /
van janne vand(er) hofstat nu t(er) tijt wonen(de) te loven(en) thof des /
selfs lants gehete(n) te ned(er)hem inde p(ro)chie van rotsel(air) /
met huise(n) hove(n) en(de) allen hue(re)n toebeh(oirten) uutgenome(n) dat /
de voirs(creven) jan te hemw(er)t behoude(n) sal int tvoirs(creven) hof /
een voute mette(n) zom(er)huyse mette(n) berghe van wijng(ar)de /
d(aer) aen liggende eene(n) p(er)tstal de cokene(n) mett(er) stoven een /
eetcame(re) boven de voute int huys ald(aer) de poirte /
mette(n) sulde(re)n d(aer) boven liggende en(de) sond(er) den voirscr(even) /
wy(n)ne d(aer) inne recht te behoude(n) ten wae(re) dat den /
voirs(creven) janne geliefde It(em) de lande h(ier) na bescr(even) te /
wete(n) iiii (½) dach(mael) lants gelege(n) opte(n) wijng(ar)t nu t(er) tijt int /
mest met [braec] rogge bezaeyt op zijn getidege voe(re)n /
It(em) i dach(mael) ge lants gelege(n) op tselve velt ind(er) /
selv(er) mate(n) bezaeyt liggen(de) It(em) i (½) dach(mael) lants gelege(n) /
ald(aer) bezaeyt als boven It(em) i (½) dach(mael) lants gelege(n) /
op tsambrake bezaeyt met zom(er) rogge op zijn /
getidege voe(re)n int mest It(em) op tselve velt i (½) dach(mael) /
lants bezaeyt met stoppelrogge It(em) dbloc t(er) toude /
heyden houden(de) iii dach(mael) bezayt met braecrogge op /
zijn getidege voe(re)n It(em) i dach(mael) lants gelege(n) op rottelair /
broec bij thof van babilonien gestort liggen(de) bereet /
om enen te bezaeyen It(em) i dach(mael) en(de) een cleyn /
stuc lants gelegen opte zijde t(er) vesten w(er)t liggen(de) /
ind(er) selv(er) mate(n) It(em) iiii stucke(n) lants opt rotselair /
velt al brake liggen(de) It(em) i bloc lants gelege(n) /
acht(er) thuys voirs(creven) liggen(de) ongestort It(em) i dach(mael) lants /
braken mette(n) vlasscharde d(aer) toe hoe(re)nde It(em) ii (½) dach(mael) /
lants gelege(n) opt rotselair broec ruwe brake liggende /
Te houden te hebben en(de) te wynne(n) van halfm(er)te /
lestlede(n) eene(n) t(er)mijn van sess jae(re)n lang due(re)nde /
elx jaers dae(re)n by(n)nen om de helcht vande(n) corne
//
en(de) vruchte(n) opte voirs(creven) goede jairlix wassen(de) op also dat /
toeghste als tcoe(re)n tijtverdich nu de voirs(creven) wy(n)ne den /
voirs(creven) janne sijn helcht int hof vue(re)n sal en(de) de /
alsme(n) die vruchte(n) dorschen sal sal de wy(n)ne den /
dorsche(re) den montcost gheve(n) en(de) jan de dachue(re)n /
bet(alen) It(em) sal de voirs(creven) wy(n)ne den voirs(creven) ja(n)ne zijn /
helcht te vande(n) corne metgaders alle tghene /
des hij vande(n) voirs(creven) goede(n) hebbe(n) sal te loven leve(re)n /
It(em) sal de vors(creven) jan hebbe(n) de helcht van alle /
den vruchte(n) [oefte] opte voirs(creven) goede wassen(de) It(em) sal de /
voirs(creven) jan hebbe(n) de helcht vanden duven ald(aer) /
jairlix wesen(de) de welke de voirs(creven) wy(n)ne vuede(n) selen /
It(em) sal de voirs(creven) wy(n)ne de thiende van ev(er)bode /
den voirs(creven) janne toebehoe(re)nde inne vue(re)n en(de) /
doen dorsten ind(er) mate(n) als boven en(de) stroe d(aer) af come(n) /
te gade(re) met alle den stroe vande(n) vors(creven) goede(n) /
comen(de) sal de voirs(creven) wy(n)ne int hof te meste /
make(n) en(de) opt lant voirscr(even) vue(re)n tslants p(ro)fite /
uutgenomen c bol busselen walms d(er)re hij om /
de huse te houde(n) leve(re)n sal en(de) alsme(n) die v(er)dect /
of anders van oude(n) wercke ty(m)mert of plect /
sal de wy(n)ne den montcost gheve(n) en(de) jan de /
dachue(re)n betale(n) It(em) sal de voirscr(even) wy(n)ne de /
vruchte(n) van sine(n) lande int hof brengen en(de) /
die gelijc den lande voirs(creven) be mogen mesten /
uutgenomen dat hij op zijn huyse negheene(n) /
walm en sal mogen verdecken ten wae(re) van /
sine(n) lande genomen It(em) sal de voirs(creven) wy(n)ne hebbe(n) /
een eeusel gelegen voir de poirte vande(n) voirs(creven) /
hove It(em) een eeusel gelege(n) opte(n) raemsdonc It(em) /
een eeusel op helcht(er) velt It(em) een eeusel t(er) /
heyden voir b(er)ners gelegen It(em) een eeusel inde /
haghe It(em) i dach(mael) helchtwy(n)negen acht(er) jans
//
vande(n) diken Elx jaers om xxxviii holl(andsche) gulden(en) /
van goude goet en(de) gheeve te s(en)te m(er)tens misse /
inde(n) wynt(er) te bet(alen) quol(ibet) ass(ecutu)[m] It(em) sal de voirs(creven) /
wy(n)ne de voirs(creven) eeusele moge(n) bezaeyen iiii lanc /
en(de) d(aer) nae niet meer die late(n) tsijne(n) afsceyde /
gelijc hij die vandt It(em) sal de vors(creven) wynne /
int hof voirs(creven) houde(n) ii pluege met iii p(er)den ii /
wagen(en) met hue(re)n toebeh(oirten) en(de) inde(n) oeghst inde(n) /
hoeytijt en(de) zaeytijt sal jan voirs(creven) den voirscr(even) /
wy(n)ne een peert leve(re)n om te mogen wercke(n) /
desgelix sal de voirs(creven) wy(n)ne den voirs(creven) janne doen /
alst hem gelieft een p(er)t mette(n) wagen It(em) /
sal de wy(n)ne den voirs(creven) janne zaeyen lijsaet also /
vele alst hjanne gelieve(n) sal It(em) sal de voirs(creven) /
wynne den voirs(creven) janne vue(re)n sijn stake(n) op sine(n) wijg(ar)t /
en(de) iiii voed(er) mest op sine(n) wijng(ar)t It(em) of de voirs(creven) /
jan ald(aer) meer lants gecrege soe sal de wy(n)ne dat /
ind(er) voirs(creven) mate(n) aenveerde(n) It(em) sal de voirs(creven) wynne /
den voirs(creven) janne en(de) zijn wijf te loven halen /
tot rotsel(air) vue(re)nde alst hen gelieft It(em) want /
den voirs(creven) wynne gelev(er)t zijn vande(n) voirs(creven) janne /
een merie getaxert op x pet(er)s een voelen /
op v peters een coe vii pet(er)s en(de) i jonge /
soch eene(n) pet(er) It(em) eene(n) wagen al beslagen wel /
gesteent ii torf lee(ne)n ii cleyn lee(ne)n i mest /
lee(n) i ploech i eeghde den erme(n) mett(er) goreele(n) /
eene(n) eeght strop gescat op vi pet(er)s soe is /
vorw(er)de dat de wynne die also wed(er) leve(re)n /
sal It(em) sal de voirs(creven) wy(n)ne de voirs(creven) huyse vand(er) /
ned(er)st(er) rikele(n) met gaders des hij d(aer) aen brect /
mote(n) houde(n) in goede state It(em) sal de vors(creven) /
wy(n)ne de voirs(creven) lande tsijne(n) afscheide(n) late(n)
//
als voirs(creven) is en(de) hij die vint H(ier) af zijn borgen /
ind(ivisim) henr(ic) van hulslair gheerts soen arnt /
vand(er) rect van wackertsele en(de) jan paeps /
Et p(ri)[(us)] lomb(ar)t velde fe(r)ia s(e)c(un)da post quasi modo /
Nagekeken doorInge Moris
ModeratorInge Moris
Laatste update:: 2012-09-06 door Sabrina Keyaerts