It(em) aert de cock sone wilen jacops diericx sone al(ia)s gehete(n) vand(en)/ velde woenen(de) te driele inde(n) lande(n) van ghelre die hij hadde/ van jouffr(ouwe) inghele(n) wile(n) docht(er) aerts wile(n) de cock zijne(n) wive/ den welke(n) voirmaels bij janne gehete(n) was va(n) boeninge(n)/ zijnen stiefvader in testame(n)te en(de) uterste(n) wille besedt/ was en(de) erflijc gelaten een hoeve met alle(n) hue(re)r toebeh(oirten)/ van woeni(n)ge(n) huyse(n) hove(n) wynnen(de) lande(n) bloeke(n) bempde(n)
//
eeussele(n) chise(n) rente(n) leene erve oft eyghe(n) hoedanich die/ wae(re)n geheeten de [te] veehuyse inde prochie van rescel? geleghe(n) om/ bij hem ende zijne(n) nacomelinghe(n) in erfrechte(n) besete(n) te werden/ Welke hoeve de selve jan wilen van boeni(n)ge(n) van d(air) te voe(re)n jeg(en)/ rutgher van erpe hadde v(er)crege(n) gelijck in scepen(en) br(ieve) vande(n) bossche(n)/ vande(n) selve(n) v(er)crighe gemaect ende in openbae(re)n instrume(n)te(n) vande(n)/ voirs(creven) legate(n) wesende volcomelijck wort begrepe(n) heeft zijns goets/ moets wille(n) wel voirdacht ende ombedwonge(n) voir he(m) zijn erve(n) en(de)/ nacomelingen ov(er)mids dat hij claerlijck ende wel bevonde(n) heeft/ dat de voirs(creven) goede toebehoire(n) p(ro)perlijck ende puerlijck der ordene(n)/ van sint jans va(n) jh(e)r(uza)l(e)m ende dat de voirs(creven) rutgheert niet meer da(n)/ pachtinghe ende jaerschae(re)n zijn leve(n) lang daer aen en hadde de/ selve goede ende hoeve met hue(re)n toebehoirte(n) en(de) allet recht actie/ en(de) aensprake die hij d(air)aen hadde oft eenichssins hebbe(n) mochte/ ov(er)geg(even) get(ra)nsporteert d(air)op allesins renu(n)c(ierende) tot behoef he(re)n emonds/ van emichove(n) meest(er)s van chantrain als tot der voirs(creven) ordene(n) behoef/ en(de) toebehoirte des huys vand(er) brake(n) inder p(ro)chie(n) van alphe(m) om bij/ der selver ordene(n) tot eeuwige(n) dage(n) sonder ticht oft opsprake vande(n)/ voirs(creven) arde oft zijne(n) nacomelinge(n) besete(n) te w(er)de(n) Behalve(n) alleene/ dat de voirs(creven) meester de(n) selve(n) arde gheve(n) sal vander ordene(n) weg(en)/ dat hij de voirs(creven) goede des voirs(creven) rutghers van erpe leefdach langk/ ende niet eer lang(er) noch d(air) nae houde(n) en(de) besitten sal betalende/ jairlijxcx d(air)af der voirg(eruerde) ordene(n) xiiii mudde rocx d(er) mate(n) va(n) helmo(n)t/ vallen(de) jairlijcx tons(er) liever v(rou)we(n) dage lichtmesse En(de) heeft d(air)om de(n)/ voirs(creven) aert alle ande(re) br(ieven) die hij heeft oft weet de(n) voirs(creven) goede(n) ae(n)gaen(de)/ ov(er)geg(even) de(n) voirs(creven) meester va(n) chantrain geloven(de) oft hij namaels e(n)nighe/ vonde de(n) selve(n) goede(n) aengaen(de) dat hij die insgelijcx he(m) ov(er)geve(n) sal/ Heeft voirt geloift d(er) voirs(creven) ordene(n) d(air) voe(r) v(er)antw(er)de(n) en(de) warand/ te stane en(de) te blive(n) dat jan speri(n)c diericx sone va(n) weelde inde/ voirs(creven) goede gheen recht deel actie noch ander interest en heeft renu(n)cieren(de)/ tot dese(n) va(n) alle(n) behulpe gracie(n) impetracie(n) ende alle excepcie(n) die he(m)/ oft zijne(n) nacomeling(en) in tijde(n) toecomen(de) jege(n) de voirs(creven) geloifte(n) te stade(n) ende/ d(er) voirs(creven) ordine(n) tonstade mochte(n) come(n) in e(n)nigher manie(re)n v(er)binden(de) ende/ v(er)obligeren(de) de voirs(creven) art tot de(n) onderhoude(n) va(n) alle(n) dese(n) alle ende/ yeg(ewelke) zijn goede leene eyge(n) erve en(de) have soe waer die beleg(en) zijn/ oft hoe die genoemt moege(n) werde(n) meldert nausnyde(re) septembr(is) xx