SAL7369, Akte: R°139.2-V°140.1 (263 van 721)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°139.2-V°140.1  
cedullen
Act
Datum: 1475-11-23

Transcriptie

2022-05-20 door Karel Embrechts
De tenue(r) vand(er) cedullen bij janne ov(er)gegeve(n)/
Nae dien dat jouff(rouw) katlijne van langrode wed(uwe) jans wilen/
de witte ja(n)ne van nethen(en) geheete(n) vand(en) ryele hue(re)n behuwede(n)/
sone ov(er)gegeve(n) heeft den xvii[ten] dach in nove(m)ber a(nn)[o] lxxv eene/
seke(r) cedulle d(air) mede zij bij seke(re)n stucken en(de) p(ar)ceelen den/
selve(n) ja(n)ne mey(n)t te bewijsen viertich ryns guld(en) erflijc en(de)/
twintich lijftochten gelijker wijs dat in seke(re)n tractate van/
huwelijke den selven hue(re)n behuweden sone toegeseet ende/
gelooft is dair inne zij den selven ende int voldoen van/
dien vele ende diverse stooten ende questien gemaect heeft/
alsoe dat hij tot zijnen grooten laste beyde inden gheestelike(n)/
hove van ludic alhier ind(er) stad ende voe(r) den edelen rade/
van brab(ant) d(air) af hij ten uutersten zijns vermets volcomen is/
ende de voirs(creven) jouffr(ouw) katlijne gedoemt en(de) geconde(m)pneert/
inde verloopen rinte totten dage vand(en) vo(n)nisse verschenen/
Ende voert hem te doen(e) bewijssenisse voe(r) den toecomen(de) tijt/
hue(r) leefdage lang mits gaders den costen met meer/
ande(re)n woorden inden selven vo(n)nissen begrepen ende de/
voirs(creven) jouffr(ouw) int p(ro)hemiu(m) van hue(r) voirs(creven) overgegevender/
cedullen res(er)veert jacoppe hue(re)n sone tegen sijnd(er) suster/
die huysvr(ouw) is des voirs(creven) jans zijn recht ende successie oft/
legate inde selve oft ande(re)n goeden diemen alsdan bevinden/
soude hem toebehoe(re)nde Seet de voirs(creven) jan dat die protestacie/
en(de) res(er)vacie in desen niet behoe(re)n en sal gedaen te werden/
want zij moet warant zijn vander bewijssenissen hue(r)/
leefdage lang nae de woorde der hijlijcker vorweerden die/
seegt assignandis ecia(m) libere et ultra omn(i)a onera (et)c(etera)/
Uuten welcken wel is in rechte te fonderen(e) dat de voirs(creven)/
jouffr(ouw) met overwijsen van sulcken goeden als zij noemt/
dair af zij hue(re)r docht(er) totter selver docht(er) grooten verliese/
de p(ro)prieteyt inde hant steken wilt dat oic niet en
//
behoirt nae der senten(cien) vand(en) officiael van luydic te/
loeven(en) reside(re)nde want hij seet dat de rinte(n) bewijst/
sullen werden per illud verbu(m) assignet ad et sup(ra) bona/
et sufficientia contropigne(r)a ende nae inde selve/
senten(cien) taliter q(uod) scabini opidi lovanien(is) h(uius)mo(d)i assigna(ti)[o(n)es]/
iudicabunt esse sufficien(tes) Uuten welcken sulcke stucken/
ende p(ar)ceelen als zij overwijsen wilt voe(r) tvoldoen van/
sulcken geloften niet genoech gesijn en connen Mair/
wes scheidinge die oic nae de huwelike vorweerde/
ende nae huer doot soude moegen sculdich zijn te geschieden(e)/
laet jan voirs(creven) op hue(r) beloop staen sustine(re)nde alsoe/
dat zij met dier protestacien ende reservatien hier verdoolt/
is Item voert seegt de voirs(creven) jan dat hij hem bevindt/
inder selver overgegevend(er) cedullen soude hij die moeten/
ae(n)veerden des neen grootlijc beswaert mids den navolgen(de)/
reden(en) Ierst soe claert ope(n)baerlijc tvo(n)nisse vanden voirg(enoemde)/
officiael alst voirs(creven) is dat de voirs(creven) jouffr(ouw) de bewijssenisse/
sculdich sal zijn nae der stad en(de) scepen(en) van loeven(en) vo(n)niss(en)/
en(de) recht en(de) soe zij dat sullen wijsen genoech zijnde te/
doen(e) op goede en(de) seke(r) onderpanden Dwelc de voirs(creven) jouffr(ouw)/
katlijne niet en acht(er)volgt aengesien dat alsoe de/
voirs(creven) jan houdt int voldoen van bewijssenissen al wa(r)e hij/
die sculdich taenveerden behoirt inde erfrinten dat die/
tderdel beter sullen zijn bove(n) alle co(m)mer dan de rinte/
diemen bewijsen wilt ende vanderhelicht lijftocht de/
helicht bove(n) allen co(m)mer want soe zij selve overgheeft/
de bewijssenisse niet hoger en gedraecht dan lx ryns/
guld(en) tsjaers effen(en) oft daer ontrent ende en mach/
zij met dier nae recht niet gestaen It(em) ten ande(re)n/
male seegt de voirs(creven) jan van nethen(en) dat de voirs(creven)/
jouffr(ouw) katlijne te deser tijt afgewesen is met vo(n)nisse/
e(n)nige bewijssenisse bij deylingen te moegen doen/
dwelc zij nochtan bedeckelijc pijnt te doen(e) gelijkerwijs/
ghij hee(re)n uut den selven hue(re)n overgeven bevinden sult
//
in vele en(de) div(er)sen stucken en(de) p(ar)ceelen d(air) zij hem schijnt/
te willen bewijsen op seke(r) p(er)sonen en(de) hue(re)n borgen tvierdel/
van xviii ryns guld(en) en(de) tvierdel van xx ryns guld(en)/
erflijc Item ten derden male dair zij scrijft van/
vie(r) ryns guld(en) en(de) iii stuv(er)s erflijc en(de) desgelijcx/
namaels onder de lijftochten opt gedeelte vander amolen/
die zij groetst boven den co(m)mer xviii mudd(en) rocx (et)c(etera) seet/
de voirs(creven) jan dat hij wel woude behouden hue(re)r eere(n) dat/
dat waer wae(re) want hem in tiden toecomen(de) mocht diene(n)/
mair men sal bevinden dat de molen int geheele boven/
co(m)mer niet weert en is soe dien nu ten hoochsten verpacht is/
lx mudd(en) corens ende tgedeelte dair zij af ruert ende/
bewijssenisse af doen wilt en is maer de helicht vand(en)/
derdendeele vander helicht vander molen gedragen(de) hem/
dair af totter deylinge(n) dair af geschiet tegen de gebruede(re)n/
hermeys en(de) alsoe en soude dat deel niet hooger loopen/
dan vijf mudd(en) rocx dair zij scrijft xviii mudd(en) sonder de/
refectie Al woude zij oic nemen te hue(re)r baten de/
helicht vand(en) derdeneel van ii mudde(n) rocx die de jouffr(ouw)/
smu(n)ters hadde op dander helicht vander voirs(creven) molen ende/
oic dat meer is heeft zij hue(r) tocht en(de) bijleven vander/
voirs(creven) amolen vrancken hermeys hue(re)n neve nu onlancx/
vercocht dair o(m)me sulcke bewijssenisse ydel is ende/
machteloos It(em) ten vierden male daer zij scrijft/
vand(en) roeseneussel taxerende dat op iii ryns guld(en) te/
xx st(uvers) seet jan als voe(r) dat hij wel woude dat soe/
wae(re) mair men sal bevinden dat dat eussel mair op xlviii/
stuv(er)s ten tide vander deylinge(n) gesedt en was noch/
opden dach van heden niet vele beter en is It(em) ten/
v[ten] male dair zij scrijft van vi l(i)b(ra) pay(ments) op een huys/
inde pensstraten seet jan dat hij soude bege(re)n dat/
zij die te huerweert hielde en(de) de liede selve maende/
die tot nochtoe niet gegeve(n) en hebben soe de p(ar)tien/
selve segge(n) Item aengaen(de) den p(rese)ntacien die zij/
inder selver cedullen p(rese)nteert inden ar(ticu)[len] dier volgen(de)
//
seet de voirs(creven) jan van nethen(en) dat tgene des zij in/
dien p(rese)nteert wel behoe(re)n soude voe(r) al te geschieden(e)/
op dat zij voldaen hadde tgene des voe(r) geclaert is/
ende jan bege(re)n soude te hebben(e) ende oic de visitacie(n)/
vanden p(ri)ncipalen brieve(n) eer e(n)nige bewijssenisse/
geschieden soude ende alsoe eist ydel en(de) ongefondeert/
tgene des zij voirtstelt aengaen(de) der bewijssenissen/
die zij in schijne van bewijssenissen gepijnt heeft ov(er)/
te geven Ende blijct ope(n)baerlijc uut huers selfs woorde(n)/
dat zij de selve bewijssenisse gheerne doen soude in/
manie(re)n ende formen van deylingen gebruyken(de) des(er)/
woerden ende oft in e(n)nich der voirs(creven) overgegevend(er) cedulle(n)/
p(ar)ceele(n) gebrec wae(re) (et)c(etera) Concludeert d(air)o(m)me de/
voirs(creven) jan van nethen(en) inden name en(de) als mo(m)boer zijnre/
huysvrouwe(n) dat de voirs(creven) jouffr(rouw) katlijne mett(er) pretenser/
overgegevend(er) cedullen die zij onder schijne van bewijsse/
nissen overgegeve(n) heeft voe(r) de voirs(creven) so(m)men en(de) rinten/
beyde erflijc ende te live ontweecht is en(de) verdoolt/
met dier te moegen gestaen oft dat hij mits e(n)nigen/
reden(en) die alsoe sculdich wae(re) te ontfangen Bege(re)nde/
ende versueken(de) dat ghij hee(re)n zijn reden(en) yerst ae(n)gehoirt/
ende gevisenteert ende ande(r) die ghij naerde(r) scult moege(n)/
bedincken tot zijne(n) goeden rechten dienen(de) de selve/
jouffr(ouw) katlijne onderwijsen wilt guetlijc oft bij/
rechte hem inden name als voe(r) bewijssenisse te doen(e)/
op dat hue(r) gelieft nae inhouden vand(en) voirs(creven) tractate/
ende vo(n)niss(en) soe voe(r) verhaelt is te dien ynde dat/
hij nae dien ongemoeyt moege bliven ende met hue(r)/
staen in goeder gunsten en(de) liefden die hij van zijnder/
zijden ende met zijnen vrienden altijt heeft begheert/
gemerct dat hij niet meer dan tsijne hem ae(n)gewijst/
en versuect Ov(er)gegeve(n) bij ja(n)ne vand(en) ryele in/
pleno (con)s(ili)[o] nove(m)br(is) xxiii a(nn)[o] lxxv
Nagekeken doorKristiaan Magnus
ModeratorMi-Je Van Gils
Laatste update:: 2016-09-06 door Xavier Delacourt