Item augustijn opden berch als erfgename joh(ann)is/ wijlen opde(n) berch die in zijne(n) leven(e) geleydt/ was naden rechte der stadt van loven(e) tot/ allen den goeden vrouwe(n) ysabeele(n) van glymes/ weduwe he(re)n jacops wijle(n) greve van salmen/ in p(rese)ntia heeft gekindt ende gelijdt gehave(n) te/ hebben ende ontfangen vanden edelen ende mogen(de)/ h(er)toge willem(me) hertoge te gulke ende totte(n)berghe/ greve te ravensberghe he(r)e tot heynsberghe te/ dyest te zichene (et)c(etera) uut handen mathijs vanden/ rode zijns rintmeest(er)s in zijne(n) voirs(creven) lande/ van dyest de hellicht van lxxxv rinsgulden(en)/ eene(n) st(uver) vi miten die der voirs(creven) vrouwe(n) ysabeele(n)/ van glymes weduwe des voirs(creven) greven van/ salmen vielen te bamisse lestleden Bekinnen(de) de/ selve augustijn hem dairaf vernueght en(de) volcomelic/ betaelt te zijne Scelden(de) volcomelic quijte den/ voirs(creven) hertoge zijne(n) rintmeest(er) ende alle(n) ande(re)n/ des quitan(cie) behoeven(de) vand(en) voirs(creven) t(er)mijne van/ bamisse lestlede(n) ende van allen ande(re)n voirleden(en)/ t(er)mijne(n) van voe(r) den voirs(creven) bamisse verschene(n)/ cor(am) h(er)meys naus(nydere) xi januarii