Cond sij alle(n) liede(n) dat pauwels vande(n) speelhove(n) es come(n) in jegen/ wordicheyt d(er) scepen(en) van loeve(n) en(de) heeft gegeve(n) en(de) bekendt/ dat hi gegeve(n) heeft goerde de leeuwe wijngarde(re) een/ vierdel wijngarts luttel min oft meer gelegen opte(n) stup(er)s
//
tusschen de goede vranx vand(er) haghen en(de) de goede/ jans van vertrike te(n)ne(n)potghiete(re) te houden te hebben en(de)/ te wynne(n) also langhe als de vors(creven) pauwels leven sal en(de) niet/ langhe(re) op [trecht en(de) co(m)mer d(aer) voermaels uutgaende ten behoirlike(n) tide te betalen [te weten]] acht ghelten wijns erflex pachts uut den voirs(creven) goeden/

gaende te(n) behoirlike(n) tide te betale(n) En(de) voertaen op and(er)halve [ame] wijns/wijns opte(n) voirs(creven) wijngart [jaerlex] wassende goede en(de) payabel te wijntide/ te betale(n) en(de) te loeven ten huyse des voirs(creven) pauwels te leve(re)n/ alle jae(re) also langhe als de voirs(creven) pauwels leven sal en(de) niet lange(re)/ en(de) telke(n) t(er)mijn alse v(er)volghe [schout] En(de) is vorwerde dat de vors(creven) goert de/ leeuwe de(n) vors(creven) wijngart wel en(de) loflw loflic wynne(n) [en(de)] werke(n)/ sal en(de) hante(re)n gelijc sine(n) reengenote(n) bove(n) en(de) beneden En(de) des sijn/ borghen des selfs ghoer goerts [alse p(ri)n(cipal)[e] sculd(eren) ind(ivisim)] willem de leeuwe sijn vader/ en(de) gielijs de becke(re) de welke de selve goert hier af geloeft/ heeft scadeloes te houde(n) en(de) tontheffen opp(endorp) lynden febr(uarii) iii
//