Cond sij allen lieden dat jan van nethenen diemen/ heet vanden royele in jegenwordicheyt der scepene(n) van/ loeve(n) gestaen heeft gegeven en(de) bekendt dat hi gegeven/ heeft clase vanden bossche van vredebossche en(de) janne vanden/ male de helecht van ene(n) stuck lants gelijc dat gelegen/ es tot vredebossche inde prochie van eversberghe houdende/ inde mate sesse boende(r) en(de) de twedeel van ene(n) boende(r) luttel/ min oft meer tusschen de goede des gasthuys van loeven/ en(de) des vors(creven) jans van nethenen Te houden te hebbe(n) en(de) te/ wynnen van half merte naest voerleden ene(n) t(er)mijn van/ thien ja(r)en lanc deen na dand(er) daer na staphans volgende
//
elcs jaers daer en bynnen om vijf mudde evenen/ goede en(de) payabel d(er) mate(n) van loeven met wanne en(de)/ met vede(re)n wael bereydt d(er) maten van loeven ts(ente) toe/remeys [andries] misse apostels te betale(n) en(de) te loeven te leve(re)n alle/ ja(r)e de(n) vors(creven) t(er)mijn duer(ende) en(de) telke(n) t(er)mijn alse v(er)volghde schout/ en(de) en(de) [es] ond(er)sproken dat de vors(creven) claes vand(en) bossche/ en(de) jan vande(n) male de vors(creven) helecht vande(n) vors(creven) goeden/ bynne(n) den vors(creven) t(er)mijn eenwerf wel en(de) cusbaerlic/ ov(er)mesten sele(n) cor(am) borch(oven) vynck oct(obris) xxii