Cond sij allen liede(n) dat kath(er)ine weduwe jans wilen van/ wervelt van buetsele in jegenwordich(ei)[t] d(er) scepen(en) va(n) loeve(n)/ gestaen heeft bekendt en(de) v(er)lijdt openbairlic voe(r) hae(r) en(de) hae(re)n/ nacomelinge(n) in vormen van recht(er) deylinghe(n) voe(r) hae(r) in deen/ side en(de) dat baudewijn kath(er)ine en(de) anne kijnde(re) bellens/ wilen knoep als die ande(r) sijde en(de) henric jacob ermgart/ kath(er)ine en(de) marie kijnde(re) jans wilen marsielijs als de/ derde side met hae(r) te wete(n) elc van desen drie p(ar)tien/ gelijc deyle(n) selen te inde goede beyde beruerlic en(de) onberuerlic/ die v(er)storven zijn na de doet [wile(n)] anne(n) die wijf was goerts/ wile(n) smu(n)ters sm [en(de) sust(er) d(er) vors(creven) k] die zust(er) was d(er) vors(crven) kath(er)ine(n) en(de) moeye/ alle d(er) kijnde(re) voirghenoemt Te wete(n) dat de voirs(creven) kath(er)ine/ der moeyen hebbe(n) sal [deen] tderdel inde vors(creven) goede en(de) de kijnde(re)/ bellens wile(n) knoep dand(er) derdel en(de) de kijnde(re) jans wilen/ m(er)sielijs tderde derdel hebbe(n) sele(n) inde goede voirgh(eruert) niet/ wed(er)staende dat kath(er)ine de moeye lang(er) geleeft heeft dan wile(n)/ lijsbeth die wijf was des vors(creven) wile(n) bellen knoeps en(de) wile(n)/ beatrijs die wijfe was des vors(creven) wile(n) jans mersielijs beyde/ zust(er) d(er) selv(er) kath(er)inen abs(oloens) voshem wi nove(m)br(is) xxii