Truyden van ghempe / It(em) loeden coymans van meerhout in teg(ewoirdicheit) des burg(er)meest(er)s ende der / scepen(en) h(ier) ond(er) genoemt gestaen heeft geloeft op sijn lijf en(de) op sijn / goet op peysbreke en(de) vredebreke te sijne dat hij om egeenrehande / saken wille die geschiet moegen sijn tusschen hem in deen zijde ende / der voirs(creven) truyden van ghempe in dande(re) der selver truyden ne(m)m(er)meer / wangunst hatye noch vyantscap doen noch dragen en sal by hem / selven oft yeman(ne) and(er)s hoe(r) crencken noch hynde(re)n aen lijf noch / aen goet dagen noch moeyen buyten lants Bekennen(de) etc(etera) Hier / wae(re)n ov(er) vranck willem(air) burg(er)meest(er) lomb(ar)t dor(ma)le scepen(en) no(vembris) xxii /