It(em) jaspar wasschart woenen(de) te wijchmale in p(rese)ncia (et)c(etera) heeft genomen/ van h(ere)n janne van langrode de helichtwi(n)ninge en(de) thiende sgoidsh(uys) va(n)/ vlierbeke so v(er)re tselve goidsh(uys) die tot wijchmale heeft ende/ d(air)omtrint en(de) alsoe v(er)re de selve jasp(ar) tot h(ier)toe gehouden heeft/ Te houden te hebben en(de) te gebruycken van halfmerte lxxxi na/ scriven shoofs van camerijc een(en) t(er)mijn van neghen jairen lang/ due(re)nde deen nae dander sonder middel volgen(de) Elcx jairs dae(re)n/ bynnen voer en(de) om thien mudden broec evenen der maten van lov(en)/ wel bereidt met wanne en(de) met vloegelen Alle jaire s(in)t andr(ies)/ misse [ap(oste)ls] te betalen ende te loeven oft int goidshuys daert m(ijnen) he(re)/ gelieven sall te leve(re)n quo(li)[b(et)] ass(ecutu)[m] Ende es vorwerde dat de/ voirs(creven) jaspar eens bynnen den vors(creven) t(er)mijne vernieuwen sall de/ stucken en(de) p(ar)cheelen vanden goeden dairop tvors(creven) goidshuys/ de thiende en(de) helicht wi(n)ninghe heeft metten groetten en(de) vie(r)/ reengenoten van elken besunder en(de) dat bescheidelic m(ijnen) hee(re)/ bynnen den selven termijne in gescrifte overleve(re)n Welke/ vorwerden (et)c(etera) Ende hiervoe(r) es borghe svors(creven) jaspairs henr(ic)/ wasschart zijn sone Et p(ri)mus cor(am) vync caverson febr(uarii)/ xix